(pus) is een min of meer roomachtige, grijsgele, soms groenige vloeistof, die zich bij ontstekingen vormt wanneer het exsudaat (z exsudatie) veel witte bloedcellen bevat die, na dienst te hebben gedaan in de strijd tegen de ziekteverwekkers, afsterven en verweken. Etter vormt zich vooral als het exsudaat niet kan wegvloeien, als het stagneert.
Laat men opgevangen etter in een puntglas enige uren staan, dan vormen zich twee lagen, een bovenste vloeistoflaag, genaamd etterserum, en een onderste, waarin zich de witte bloedcellen bevinden, de zgn. etterlichaampjes. Ontstaat in een bepaald lichaamsgedeelte als gevolg van de ontsteking een holte, die met etter is gevuld, dan spreekt men van absces*. Een etterophoping in een natuurlijke, tevoren reeds bestaande holte heet empyeem*.Als de urine etter bevat spreekt men van pyurie. Komen uit een ontstekingshaard telkens etterdeeltjes in het bloed, dan ontstaat pyaemie of septico-pyaemie (z sepsis), een ernstige ziektetoestand die meestal hoge koorts veroorzaakt.