(ca 550 - ca 460 v. Chr.), de grootste dichter der Dorische comedie, leefde en werkte te Syracuse; waar hij geboren is, is onzeker.
Kenmerk van zijn blijspel was niet de op personen of toestanden gemunte satire, zoals in de Attische oude Comedie, maar de humoristische tekening van typische figuren (bijv. de parasiet, de landman) in kluchtige scènes, ontleend aan het dagelijkse leven, doch vaak ook aan de mythologie. Hij geeft daarbij blijk van belangstelling voor filosofische vraagstukken en van veel levenswijsheid; zijn stukken waren vol spreuken, die zijn comedies lang hebben overleefd. Hij schreef in het Dorische dialect, en bediende zich vooral van de trochaeische tetrameter, doch ook van de jambische trimeter en de anapaestische tetrameter (z metriek, klassieke). Er zijn van hem slechts fragmenten bewaard gebleven; voor uitgaven hiervan en voor verdere bijzonderheden z blijspel, klassieke Oudheid.Bibl.: Fragm. der Vorsokratiker, griech. u. deutsch v. H. Diels, I (5de dr. 1934).
Lit.: A. O. F. Lorenz, Leben und Schriften des Koers E. (1864); A. Olivieri, Frammenti della commedia greca e del mimo nella Sicilia e nella magna Grecia (1930), 1-110.