Albanees politicus, sinds 1944 dictator van Albanië (Gjinokastra, Albanië, 1908), uit een Mohammedaans middenstandsmilieu, studeerde sinds 1930 natuurwetenschappen te Montpellier, schreef sinds 1931 te Parijs artikelen in de communistische L’Humanite' en werd in 1932 secretaris van de Albanese legatie te Brussel. Teruggeroepen, werd hij in 1936 leraar in het Frans aan het lyceum te Kortsja.
Na de Italiaanse bezetting van Albanië (7 Apr. 1939) ontslagen, organiseerde hij met anderen de ondergrondse F.N.C. (Fronti Nacional Clirimtare, d.i. Nationaal Bevrijdingsfront), waarin de communisten de boventoon voerden; tevens werd hij secretaris van de illegale Albanese Communistische Partij en hoofdredacteur van haar orgaan Zeri i Popullit (De stem van het volk). In Juli 1943 werd hij militair en politiek leider van de F.N.C., einde 1944 eerste minister en opperbevelhebber in de voorlopige Albanese regering na de aftocht der Duitsers. De verkiezingen van 2 Dec. 1945 gaven de F.N.C. een overweldigende meerderheid, waarop 5 Jan. 1946 het bewind definitief door „de grote vier” werd erkend. Op 11 Jan. d.a.v. werd Albanië tot een democratische volksrepubliek verklaard, op 12 Jan. dr Omer Nishani tot nominaal staatshoofd gekozen. Na Tito’s breuk met Moskou (Juli 1948) toonde Hoxha zich een trouw aanhanger van de Stalinistische politiek.Lit.: D. Ingber, E. H., in: The Contemporary Review (London, Aug. 1949).