(paigna mist)
is. Door het toepassen van deze methode voorkomt men dat er dood merg tussen de samengroeiende delen ontstaat en voorkomt men tevens het optreden van schimmels. Het wordt alleen bij enten onder glas toegepast.
Terzijde zetten. Bij deze werkzaamheid blijft de onderstam intact, overigens lijkt het veel op plakken. Men geeft slechts een 3 a 4 cm lange schuine snede in de onderstam, waardoor deze snede een stukje van de onderstam losmaakt, hetwelk echter aan de onderstam vast blijft zitten. Ook de griffel wordt nu aan twee zijden aangesneden en in de snede gezet en daarna met natte raffia omwonden. Dit noemt men enten met een „schilletje”, wat hoofdzakelijk bij Coniferen plaats vindt. Ook ent men met een „voetje”. Men geeft dan eerst een horizontaal keepje in de onderstam en snijdt dan zijdelings een 3 a 4 cm lange snede. De griffel snijdt men evenzo, plakt de wonden tegen elkander aan en omwindt de entplaats met raffia. Ook dit wordt alleen onder glas toegepast.
Spleetenten. Dit wordt veel toegepast, wanneer de onderstam veel dikker is dan de ent. De onderstam wordt eerst glad afgehaald en daarna schuin naar beneden afgesneden en in het midden gespleten. De ent wordt aan beide zijden aangesneden, doch zo, dat de achterzijde op niets uitloopt. Vervolgens wordt de ent in de spleet geschoven, zodat de cambiumlagen van ent en onderstam aan de voorzijde goed aansluiten. Hierna wordt de entplaats stevig met vochtige raffia dichtgebonden en het geheel met entwas afgesmeerd.
Driehoeken of trianguleren. Nadat de onderstam afgehaald en schuin bijgesneden is, wordt aan de hoge kant met een speciaal mesje een driehoek uit de stam gesneden. De grootste moeilijkheid is nu, dat de ent zo gesneden moet worden dat ze precies in de uitgekeepte driehoek past, zodat ze deze geheel opvult, waarna ze met raffia dichtgebonden en met entwas afgesmeerd wordt.
Kroonenten. Bij deze werkzaamheid wordt de griffel tussen bast en spint gestoken, dit past men alleen toe bij vaststaande stammen o.a. bij het omenten van vruchtbomen. Men haalt de onderstam af en geeft een verticale snede door de bast naar beneden. Hierna worden de basüagen van de onderstam aan beide zijden los gemaakt en men schuift de ent er tussen, waarna het geheel met natte raffia dichtgebonden en met entwas afgesmeerd wordt. Omdat de bast los moet zitten kan men dit alleen laat in het voorjaar (Apr.) toepassen.
Zoogenten of afzogen. Dit geschiedt bij houtgewassen, welke zich moeilijk laten enten. Bij deze werkzaamheid blijft de ent aan de moederplant vastzitten. Men kan spleetzogen en plakzogen. Bij spleetzogen haalt men de onderstam af, snijdtdeent aan beide zijden even aan en men handelt geheel als bij het spleetenten, met dit verschil dat de ent dus aan de moederplant vast blijft zitten. Bij plakzogen blijven ent en onderstam beide intact. Men snijdt van beide een stukje af, plakt de wonden tegen elkander aan en bindt ze vast. Zijn ze vergroeid, dan snijdt men de verbindende tak door.
Oculeren. Hier brengt men geen twijg doch een oog over. Deze werkzaamheid is alleen tijdens de groei mogelijk en geschiedt in de zomer. Men geeft een T-snede in de bast en maakt de bast aan weerszijden los. Vervolgens schuift men het oog er tussen waaraan men behalve een schildje ook de bladsteel heeft laten zitten en bindt het geheel met raffia dicht. De bladsteel is handig voor het vasthouden bij het inschuiven van het oog, terwijl de bladsteel tevens het oog beschermt. Valt de bladsteel later af, dan is de oculatie gelukt, doch verdroogt ze aan het oog dan is de oculatie mislukt.
J. VERSCHUUR
