Duits componist (Auchsesheim, bij Augsburg, 17 Mei 1901), is zoon van een oude Zwabisch-Beierse boerenfamilie. Hij bezocht het gymnasium te Augsburg en ontving zijn muzikale vakopleiding te München en Frankfort a. d.
M. Een sterke hang naar de beeldende kunst trok hem van 1925-1927 naar Italië. Voor zijn practische ervaring als musicus zijn de jaren 1929-1933 belangrijk geweest; hij was toen als componist voor hoorspelen en als dirigent bij de radio werkzaam. Het artistieke hoogtepunt van deze tijd vormt de radio-opera Columbus (1933).In 1935 trad Egk door de wereldpremière van zijn opera Die Zaubergeige te Frankfort a. d. M. voor het eerst in de openbaarheid. Sedertdien staat hij onder de levende Duitse opera-componisten met Carl Orff aan de spits. Egk was van 1936-1940 als gastdirigent aan de Staatsoper Unter den Linden te Berlijn werkzaam. Voor de Olympische Spelen in 1936 schreef hij Olympische Festmusik für Orchester. Hij woont thans te Lochham bij München.
Bibl.:
(Werken) opera’s: Die Zaubergeige (Wereldpremière 1935); Peer Gynt (idem 1938); Columbus, Bericht und Bildnis (idem in scenische vorm 1942); Circe (idem 1948).
Balletten: Joan von Zarissa (Wereldpremière 1940); Abraxas (idem 1948).
Overige werken: Quattro canzoni für Tenor und Orchester (1932); Georgica, vier Bauernstücke für Orchester (1934); Geigenmusik mit Orchester (1936); Olympische Festmusik für Orchester (1936); Natur, Liebe, Tod, Kantate für Bass und Kammerorchester (1937); La Tentation de Saint Antoine, für Kontra-alt und Streichquartett (1947); Sonate für Klavier (1948); Orchestersonate (1948).
Lit.: Karl H. Wörmer, Musik der Gegenwart. Gesch. der neuen Musik (Mainz 1949); Karl Laux, Musik u. Musiker d. Gegenwart, 1. Band: Deutschland (Essen 1949); Werner Oehlmann, Die Opern W. E.s, Ztschr. f. Musik, Okt. 1941.
