(later Edouard), eigenlijk Ezechiël Jacobs, Nederlands chansonnier (Amsterdam 2 Apr. 1868-6 Dec. 1914), was diamantbewerker, ging naar Parijs, waar hij ö.a. portier was bij Aristide Bruant (z Le Chat Noir), van wie hij de kunst afkeek, en bracht daarna het chanson naar Nederland. Zijn liedjes, veelal van gepeperde inhoud, zong hij met groot succes te Amsterdam in de in 1895 opgerichte artistensociëteit Habsburg, later Apollo genaamd.
Ca 1900 ging hij naar het variété over en trad o.a. in Flora op. In 1912-1914 maakte hij een kunstreis door Ned.-Indië.Bibl.: In t leven. Liederen en monologen (Amsterdam 1905, 2de dr. 1905).
Lit.: E. J., in: Pst-pst, I (1897), 14/17 (weekblad, enig bewaard ex. in Gem. Arch. Amst.); J. L. Pisuisse, E.
J., in: De (Groene) Amsterdammer no 1955 (13 Dec. 1914); Herinneringen aan E. J., ald. no 1956 (20 Dec. 1914); J. W. Enschedé, Het lagere mondaine volksleven, in: Maandbl. Amstelodamum II (1915); M. v. Gestel en A. Rieger, Met vedel en trom (Amsterdam 1951).
