Nederlands jurist en bewindsman (VHertogenbosch 17 Aug. 1816 -’s-Gravenhage 10 Nov. 1867), studeerde rechten te Leiden, kwam reeds vroeg bij de rechterlijke macht en werd advocaat-generaal bij het hof te Maastricht (1846). Van 1849-1852 was hij lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en had daar vrij veel gezag, omdat hij Thorbecke steunde, maar als Katholiek zijn onafhankelijkheid bewaarde.
Toen hij niet herkozen werd, bleef hij voor de emancipatie der Katholieken en voor het bijzonder onderwijs ijveren, terwijl hij meer en meer afweek van de liberalen en de conservatieven steunde. Daarom werd hij in 1866 in het ministerie-Heemskerk belast met de portefeuille van Justitie en speelde in dit kabinet een belangrijke rol. In de kwestie omtrent de ministeriële verantwoordelijkheid stelde hij zich geheel aan de kant van de Kroon en oefende een belangrijke invloed uit op de houding der Katholieken in en buiten de Kamer. Hij stierf echter, voordat het conflict geheel ten einde was.