Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DWERG

betekenis & definitie

In mythen en sagen zijn dwergen natuurgeesten, die tot de elven worden gerekend. Ze wonen gewoonlijk in bergen en rotsholen en ook wel onder de grond.

Doorgaans worden ze als klein en lelijk voorgesteld, meestal ook als oude mannetjes (vgl. de film Sneeuwwitje van Walt Disney). Ze dragen rode en spitse mutsjes en kunnen zich door een „Tarnkappe” onzichtbaar maken. In de Germaanse mythologie zijn ze vooral bekend als wapensmeden; de speer van Odin, de hamer van Thor, het borstsieraad van Freya en tal van andere wapens uit de romantische saga’s zijn door hen gesmeed. Ook komen ze als schatgravers en schatbewakers voor. In de middeleeuwen heeft men, onder invloed van het leenstelsel, hun samenleving als een leenrijk opgevat, bestuurd door dwergenkoningen (Alberich, Laurin). Hun verhouding ten opzichte van de mensen is doorgaans vijandig; ze zijn diefachtig en stelen vooral allerlei spijzen. Maar ook komen ze als dienstvaardige geesten voor, die (o.a. als pottenbakkers, kleer- en schoenmakers) gedurende de nacht het onvoltooide werk afmaken. De nieuwsgierigheid der mensen en hun spot, maar ook de beloning die de mensen hun gaven (en waardoor ze zich beledigd gevoelden) hebben hen gaandeweg verdreven. Ook het klokkengelui zou daaraan, als te luidruchtig voor hun tere oren, schuld dragen. In het latere volksgeloof zijn ze vrijwel niet te onderscheiden van de elven.Lit.: A. Lütjens, Der Zwerg i. d. dtschen Heldendichtung d. Mittelalters (Breslau 1911); W. Müller-Bergström, in Bächtold-Stäubli, Handwört.b. d. dtschen Aberglaubens, IX (Berlin 1938-1941), kol. 1008-1138.

< >