geslacht Muscari, behoort tot de Liliaceeën; het komt met 10-tallen soorten voor in Midden-, Oost- en Zuid-Europa (Middellandse Zeegebied), Klein-Azië, Mesopotamië, soms in Noord-Afrika. Het heeft kleine, gerokte bollen met kleine compacte trosjes, waaraan kortgesteelde rond- tot eivormige bloempjes, meest blauw of violet, soms wit of geelachtig bruin en met smalle, gootvormige bladeren.
Voort kweking door verklistering, door „snijden” als bij hyacint, en door zaad bij zaadvaste vormen. Zaailingen bloeien na 3 à 4 jaar. Bovenste bloemen meestal steriel, anders van tint, stand en soms van bouw. Zelfs komen geheel totkleurige pluimen vervormde trossen voor: M. cosmosum plumosum Hort., helder paars. Blauw zijn: M. azureum, de vroegste en M. botryoïdes met haar gentiaan blauwe vorm: „Heavenly Blue”. Beide zijn, evenals de Crocus, te vervroegen. Deze beide hebben ook een witte vorm. ’s Winters met wat riet of turfmolm bedekken. Ziekten als „aaltjesziek” en „zwartsnot” bestrijden als bij hyacint. Planttijd: Sept.-Oct.; plantdiepte 10 cm. Bloeitijd: Apr. Opneemtijd, indien nodig, eerste helft van Juli.