Hongaars schrijver en dichter (Nagyszöllös, Vesprem, 1 Dec. 1786 - bij Boedapest 28 Mrt 1851), studeerde letteren en geschiedenis, ging als huisonderwijzer naar Zevenburgen en stichtte er in 1814 het Zevenburgsche Museum (Erdélyi Muzeum), dat, in het Hongaars geschreven, een belangrijke invloed had op de ontwikkeling van de taal- en letterkunde. In 1834 werd hij eerste rijkscommissaris.
Niettemin nam hij de redactie op zich van de Régi magyar nyelvemléket d.i. Oude Hongaarse letterkundige werken (3 dln, 1838-1842). Op zijn naam staat de door hem ontdekte Döbrentei-codex, het oudste Hongaarse taaldocument uit de 16de eeuw.Bibl.: belangr. opstellen over geschiedenis. Gedichten: A havas violaja (Alpenvijooltes, 1822); Huszardalok (Huzarenliederen, 1826). Vert. van toneelstukken, o.a. van Shakespeare.