(in het Engels Jats), een talrijke stam van Indo-Arisch (Indide) ras in N.W.-Indië, vnl. in de Pendsjaab en aangrenzende districten. Ze hebben fijne gelaatstrekken en donker golvend haar, de mannen dragen een volle baard.
Zij beschouwen zichzelf als verwant met de Rajpoets, door welke ze uitgesloten zouden zijn, doordat ze het opnieuw huwen van weduwen toelieten. Dit is echter niet algemeen, want, omdat er bij hen, evenals bij de Rajpoets, hypergamie voorkomt, is het moeilijk een echtgenoot te vinden, en het hertrouwen van weduwen vergroot de schaarste aan bruigoms. De Djats behoren niet allen tot dezelfde godsdienst. Hindoeïsme, Islam en de religie van de Sikhs hebben vat gekregen op verschillende delen van het volk. De Djats staan als goede en ijverige landbouwers bekend. Hun aantal bedraagt ca 9 millioen. De Djats zijn krachtige lieden, die in vroeger eeuwen de Mohammedaanse veroveraars vele moeilijkheden in de weg gelegd hebben; velen hebben als vrijwilligers in het Engelse leger grote diensten aan Groot-Brittannië bewezen.
