Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIATHERMIE

betekenis & definitie

letterlijk doorwarming, verwarming van ook dieper gelegen gedeelten van het menselijk lichaam door hoogfrequente electrische stromen.

Geschiedenis

In 1891 constateerde Tesla (V.S.) de warmtewerking van hoogfrequente stromen. Arsène d’Arsonval (Parijs), 1892, bestudeerde als eerste de invloed van hoogfrequente electrische stromen op het menselijk lichaam en stelde vast het ontbreken van prikkelende werking bij een frequentie van meer dan 10.000 per sec. Nagelschmidt (Berlijn) gaf in 1907 aan deze vorm van behandeling de naam van diathermie.

Omstreeks 1925 begonnen Schereschewsky (V.S.) en Schliephake (Duitsland) te werken met hogere frequenties, dus kortere golflengte, dan gebruikelijk in de diathermie; de zgn. korte-golf-behandeling werd ingevoerd.

Voor Wereldoorlog II was de aandacht reeds gevestigd op nog veel kortere golflengten, nl. in de grootte van cm; de energie van de beschikbare apparatuur was echter te gering om therapeutisch van betekenis te kunnen zijn. Tijdens Wereldoorlog II zijn deze electromagnetische golvingen, de radarstralen, verder ontwikkeld; omstreeks 1947 berichtten Krusen en Osborne (beiden in de V.S.) over ervaringen bij proefdieren en mensen. Thans worden apparaten met deze golflengte voor de practijk gebouwd.

Enkele fysische gegevens:

Hoogfrequente stromen, frequentie boven de 100.000 per sec., worden opgewekt in een trillingsbaan; dit is een stroombaan waarin zich een condensator, en een draad met windingen, een zgn. zelfinductie bevindt. Wanneer de condensator zich over de zelfinductie ontlaadt, dan wordt hierin eerst, door de stijgende stroomsterkte, een stroom geïnduceerd, tegengesteld aan de oorspronkelijke. Vermindert in het verdere verloop de stroomsterkte door de ontlading van de positieve condensatorplaat, dan wordt juist een stroom geïnduceerd in dezelfde richting; deze laadt de oorspronkelijk negatieve plaat van de condensator op. Dan kan de gehele gang van zaken zich herhalen, maar in omgekeerde richting. Deze heen en weer gaande beweging zou ongestoord verder gaan als niet, ten gevolge van de weerstand in de draad, de trillingen werden gedempt. De frequentie van de trilling wordt bepaald door de capaciteit van de condensator en de zelfinductie van de spoel. Wanneer zich in dit traject een kleine onderbreking bevindt kan, door het overspringen van een vonk, de geleiding worden hersteld en de trilling doorgang vinden. Daarna, door opening van de baan, kan de condensator weer worden geladen, via de vonk een nieuwe trillingsreeks ontstaan enz.

In de langgolvige diathermietoestellen bevinden zich als essentiële onderdelen een condensator, zelfinductie en vonkenbaan, waar tienduizenden vonken per sec. overspringen. We hebben hier reeksen van gedempte trillingen en verschillende frequenties, omstreeks 1.000.000 per sec., d.w.z. van golflengten van ca 300 m. In de toestellen met kortegolf wordt, met uit de radiotechniek bekende triodebuizen, een ongedempte trilling van vaststaande frequentie in de trillingsbaan gehandhaafd. Heeft men te doen met een golflengte van 6 m, dan is de frequentie 50.000.000 (frequentie maal golflengte is bij alle electromagnetische trillingen 300.000 km, nl. de snelheid van voortplanting per sec.).

Uit de fysica is bekend dat met toenemende golflengte, de diëlectrische, niet geleidende, doorgang van de stroom gemakkelijker wordt. De frequentie van de diathermie is nog dusdanig gering, dat dit niet mogelijk is; de patiënt moet geleidend, met de electroden rechtstreeks op het lichaam worden ingeschakeld. De kortegolf, met hogere frequentie, heeft dit niet meer nodig, de electroden kunnen dus op zekere afstand van de huid worden geplaatst.

Bij de microgolfdiathermie, zoals de Amerikanen de behandeling met radarapparatuur noemen, heeft men te doen met smalle gerichte bundels, waarbij de energie langs coaxiale kabels naar een half bolvormige holle „richter” geleid wordt, en hiervandaan op de patiënt overgebracht. Deze behandeling is meer gericht en meer in een bundel geconcentreerd dan de beide andere vormen van diathermie; misschien opent zich hier ook de mogelijkheid van gekruiste bestraling. Uit de schaarse gegevens nu ter beschikking blijkt de mogelijkheid van selectieve absorbtie van deze straling.



Werking:

De laagfrequente electrische stroom, bijv. die van het electrische net, heeft een sterk prikkelende werking, o.a. op spieren en zenuwen ten gevolge van de ionenverschuiving die zich in het organisme, als electrolytische geleider, voordoet. Men verkrijgt daardoor ophopingen en verdunningen aan de celwanden en deze concentratieveranderingen werken prikkelend. Bij de hogere frequenties echter, zoals die in de hoogfrequentietherapie worden gebruikt, kunnen de ionen de snelle wisseling niet volgen, zo is de opvatting, en daarom blijft de prikkeling achterwege. Een ander effect van de electrische stroom, de warmtewerking, kan echter, juist door het ontbreken van prikkeling (ook de pijnzenuwen worden geprikkeld!), ten volle tot ontplooiing komen.

Deze warmtewerking, de mogelijkheid warmte ook dieper in het lichaam te brengen zonder de huid te verbranden, vormt het bijzondere van deze therapievorm. Er zijn geen gronden om de kortegolfbehandeling als iets geheel anders te zien. Toen men begon te werken met diathermie, en in nog veel sterker mate bij het bekend worden van de kortegolfbehandeling, werd veel geschreven over „specifieke” „athermische” effecten. Vrijwel alle onderzoekers erkennen nu dat slechts van een thermische werking gesproken kan worden en dat geen enkel ander effect bewezen is. De Amerikanen spreken terecht van „longwave-”, „shortwave-” en „microwavediathermie”, de behandelingsvorm zo samenvattend. Men kan verder, de microgolven even buiten beschouwing gelaten, nooit spreken over bijv. een hypophysedoorstraling, omdat er ook andere gedeelten in het bestralingsveld liggen. En zelfs met de microgolf is het niet zeker dat men tot een sterk gelocaliseerde behandeling kan komen, hoewel de mogelijkheden hier ongetwijfeld groter zijn. Een snellere bloedstroom in het behandelde gedeelte is in dierproeven en ook bij de mens bewezen.

In de fysica vindt men wel degelijk vrij belangrijke verschillen in warmtelocalisatie en selectieve verwarming tussen de diathermievormen, in het menselijk lichaam vindt men door allerlei warmteregulaties slechts weinig van deze verschillen terug. Men kan in het algemeen wel zeggen dat de warmteverdeling bij de kortegolfdiathermie gelijkmatiger is.

Er bestaat wel een duidelijk verschil tussen diathermie en andere warmtetoepassingen; de huidverwarming is bij gewone applicatie steeds groter, in vergelijking met de verwarming in de diepte.



Toepassing

De mogelijkheden, die de diathermie de medicus biedt, volgen uit het bovenstaande. Overal waar warmte, en speciaal dieper gelocaliseerde warmte gewenst is, kan deze behandeling worden toegepast. Vooral bij rheumatische ziekten, in de gynaecologie, na ongevallen van het bewegingsapparaat, bij bepaalde chronische ontstekingen en bij vaatziekten kan de diathermie van nut zijn.

Bovendien kan men door met bepaalde electroden het gehele lichaam te behandelen, een hyperthermie verwekken, in gevallen waar dit nodig is (zie koortstherapie). In de chirurgie wordt op andere wijze van de diathermie gebruik gemaakt. Wanneer men een zeer kleine, zgn. actieve, electrode plaatst tegenover een grote indifferente, verzamelen de stroomlijnen zich onder de eerste, en wordt hier veel energie ontwikkeld. Door de grote hitte dientengevolge in de weefsels opgewekt kan men met een knopvormige electrode, of door het bloedvatpincet met de actieve electrode aan te raken, kleine bloedende vaten coaguleren (d.i. dichtschroeien). Het diathermische „mes” bestaat gewoonlijk uit een dunne draad of lus als actieve electrode; door de grote hitte die wordt ontwikkeld, wordt het weefsel gespleten met slechts zeer geringe coagulatie, voldoende echter om de capillaire bloedingen in het wondbed tot stand te brengen. Dit is van grote betekenis voor de chirurgie van bloedrijke organen. Mede door de ontwikkeling van het diathermische mes heeft Cushing bijv. belangrijke resultaten kunnen bereiken in de hersenchirurgie.

DR G. VAN DAM

Lit.: Kovacs, Electrotherapy and Lighttherapy (1945); Kowarschik, Kurzwellentherapie (Wien 1943); Krusen, Physical Medicine (Philadelphia-London 1944); O. Glasser, Medical Physics, The Year Book Publishers (1947); Coulter, Principles and Practice of Physical Therapy (1946), Vol. III, Part 22.

< >