Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIAGNOSIS

betekenis & definitie

(Gr.: διá, dia, door; γνῶσις, gnōsis, kennis) betekent in het algemeen de herkenning van een voorwerp, die ontstaat door dit van soortgelijke voorwerpen te onderscheiden. Men spreekt van diagnose in de dier-, plant- en delfstofkunde als het gaat om de bepaling van de aard, de soort of het geslacht van een voorwerp uit een van deze rijken.

Vooral in de geneeskunde wordt de term diagnose gebruikt. Men bedoelt er mee het vaststellen van de aard en de zetel van een ziekteproces. De diagnose vormt de voornaamste grondslag voor een doelmatige behandeling (therapie) en voor de prognose d.i. het oordeel over de vermoedelijke vooruitzichten betreffende het verloop van de ziekte en de kans op al of niet volledig herstel.Een goede diagnostiek vereist nauwkeurige waarneming, rationele deductie, kennis en ervaring. Zowel de subjectieve ziekteverschijnselen of klachten, die men leert kennen uit de anamnese als de objectieve verschijnselen, die blijken uit het lichamelijk onderzoek, zijn van belang voor de herkenning van ziekten. Soms zijn deze dan gene van groter betekenis. De mogelijkheden om objectieve ziekteverschijnselen op te sporen zijn heden ten dage onvergelijkelijk veel groter dan vroeger. De ontwikkeling van Röntgenologie, bacteriologie, chemie en allerlei andere vormen van laboratoriumonderzoek hebben hiertoe bijgedragen, terwijl tal van specialistische methoden ons in staat stellen objectieve gegevens te verzamelen betreffende de toestand en functie van de organen (electro-cardiografie, onderzoek van de grondstofwisseling, verschillende vormen van endoscopie, biopsie enz.). Deze ontwikkeling heeft er tevens toe geleid, dat men vele klachten van de patiënten en vele verschijnselen, die op eenvoudige wijze (door inspectie, palpatie, percussie of auscultatie) kunnen worden waargenomen, beter heeft leren begrijpen en interpreteren, zodat ook de diagnostiek met eenvoudige middelen thans betere resultaten kan opleveren dan vroeger. Een ideale diagnose licht ons niet alleen in omtrent de zetel en aard van de voornaamste afwijkingen (topische en anatomische diagnose) maar ook omtrent de oorzaak of oorzaken van de ziekte (aetiologische diagnose) en omtrent de omvang van de functionele gevolgen zowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht. Ondanks alle vooruitgang blijft dit ideaal vaak moeilijk bereikbaar. Dikwijls heeft de geneeskundige diagnostiek een element van onzekerheid en is het stellen van de diagnose niet meer dan het maken van de waarschijnlijkste gevolgtrekking uit de beschikbare gegevens. Soms kan men een vingerwijzing krijgen door het gunstige resultaat van een behandeling, die specifiek werkt op de vermoede ziekte (bijv. salvarsaan bij lues); men spreekt dan van een diagnose ex juvantibus (Lat.: juvare = helpen). Een schadelijk effect leidt op overeenkomstige wijze (bijv. bij overgevoeligheidsziekten) wel eens tot een diagnose ex nocentibus (Lat.: nocere = schaden). Van differentiële diagnostiek spreekt men als er door zorgvuldige overweging van de gegevens een keuze moet worden gemaakt uit twee of meer ziekten, die in een bepaald geval in aanmerking komen. Clinische diagnostiek is diagnostiek aan het ziekbed met een minimum aan instrumentele en laboratorium-middelen.

DR H. J. VIERSMA

< >