Napolitaans dialectdichter en novellist (Napels 12 Mrt 1860 - 4 Apr. 1934), studeerde medicijnen in zijn geboortestad, ging echter over naar de journalistiek en de literatuur en was vele jaren lang bibliothecaris van de Nationale Bibliotheek te Napels. Sedert 1929 was hij lid van de Italiaanse Academie.
In de rij van de grote locale en dialectschrijvers van het 19de-eeuwse Italië neemt hij, met zijn fijne, tedere, vaak diep-grijpende verzen, met zijn realistische en fantastische verhalen, waarin heel het Napelse volksleven trilt, een vooraanstaande plaats in. Onder de gedichten is overbekend Marechiare, waarbij F. Paolo Tosti muziek schreef.MR H. VAN DEN BERGH
Bibl.: Gedichten: Poesie (dialectverzen, 1907); Canzone e ariette nove (1916). Verhalen: Novelle napoletane (1914, hierin Di G.’s befaamdste novelle: Assunta Spina); L’Ignoto (1920). Toneel: Mala vita, ’O mese Mariano, Assunta Spina (n. d. novelle bewerkt). Studies enz.: La cronaca del teatro San Carlino (1891. belangr. histor. werk); Celebrità napoletane (1896); La prostituzione in Napoli nei sec. XV, XVI e XVII (1899); Taverne napoletane (1899); Napoli, figure e paesi (1908); Luci ed ombre nap. (1914); Da Capua a Caserta (1924), enz.
Lit.: Ben. Croce in voorwoord bij Novelle napoletane (Milano 1914); voorts: K. Vossler, S. Di G., ein neapolitanischer Volksdichter in Wort, Bild u. Musik (Heidelberg 1898); F. Gaeta, S. Di G. (Firenze 1911); R. Serra, in Lettere (1914); L. Russo, S. Di G. (Napoli 1921); G. A. Borgese, in La vita e il libro I (Bologna 1928); A. Consiglio, La poesia di S. Di G. (Lanciano 1932); S. Di G. e la sua varia fortuna, in Nuova Antol. 16 Apr. 1934; U. Ojetti, in: Più vivi dei vivi (Milano 1938).