Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DHARMA

betekenis & definitie

is een Sanskrit woord, dat recht en wet, plicht en religieuze verdienste, norm en harmonie betekent, en in feite aanduidt al wat een wezen eigen is krachtens zijn natuurlijke aanleg. Het is de absolute maatstaf zowel voor het godsdienstig als voor het maatschappelijk leven en vormt volgens de Indiërs met het nut (artha) en de liefde (kâma) de drie drijfveren van het menselijk handelen.

Verpersoonlijkt is Dharma (râja) de „God van de dood” en als zodanig de „God van het recht”. Reeds in het Vedisch tijdperk bestond in Indië een uitgebreide rechtsliteratuur, die echter ook voorschriften voor het godsdienstig en zedelijk leven bevatte. De voornaamste dharmaleerboeken zijn o.a. de Dharmasûtras van Apastambha, Baudhâyana en Gautama, die bij de Vedische literatuur aansluiten en de jongere metrische dharmaśastras van Manu en Yâjnavalkya. Op deze werken werden vele commentaren geschreven. Tot op heden vormen zij voor de Hindoes de bron van alle recht. Bij de Boeddhisten heeft dharma in het algemeen de betekenis van „ware leer”, d.w.z. „het Boeddhisme”. In de Boeddhistische scholastiek en wijsbegeerte is het een van de belangrijkste technische termen.H. VAN LOOY

Lit.: J. Jolly, Recht und Sitte (Strassburg 1896) en de Engelse vertaling Hindu Law and Custom (Calcutta 1928) P. V. Kane, History of Dharmaśâstra (Poona 1930); O. Rosenberg, Die Probleme der Buddhistischen Philosophie (Heidelberg 1924); Th. Stcherbatsky, The Central conception of Buddhism and the meaning of the word „Dharma” (London 1923); G. H. Mees, Dharma and Society (1935); J. Gonda, Inl. tot het Indische denken (Antwerpen 1948).

< >