zijn dorps-rijstcrediet-instellingen, evenals de dessabanken instellingen van de Inlandse gemeenten. Zij geven echter slechts crediet in natura en zijn daarom alleen op haar plaats, waar de rijstcultuur op vloeiakkers het hoofdbedrijf van de dorpelingen is.
Het is dan ook nog niet gelukt deze instellingen in de Buitengewesten ingang te doen vinden. Zij voorzien in de schrale tijd vóór de rijstoogst meer dan een millioen Javase landbouwers van ruim een millioen quintalen padi (rijst in de aar) tegen 25 à 35 pct rente. Na een aanvankelijke periode van overschatting van hun betekenis is een reactie gevolgd, waarin het binnenlands bestuur de dessaloemboengs uit de tijd achtte. Toch hebben zich een 5,5 duizend instellingen kunnen handhaven: zij zijn in de geldarme dorpshuishouding een uitkomst, en goedkoper dan de dessabanken, zolang de rijstprijzen vóór en na de oogst 20 en meer procent schommelen.