graafschap in Engeland, telt op 2632 km2 (1946) 790.000 inw. Het N.W. deel (met de High Peak, 635 m) ligt in het Penninisch gebergte en is een onvruchtbare, kale, sombere bergstreek, maar bevat veel delfstoffen (ijzer, steenkolen, lood, zilver, zink, baryt, marmer, gips, enz.).
Het zuidelijk gedeelte, naar de Trent afdalend, is golvend, vruchtbaar en bestaat vooral uit weiden. Langs de Derwent draagt het gebied het karakter van een parklandschap, en hier liggen dan ook vele landgoederen. In het oostelijk deel van het graafschap liggen kolenvelden, welke op die van Yorkshire aansluiten. Het graafschap Derby is vooral merkwaardig wegens zijn karstverschijnselen (onderaardse rivieren en grotten, w.o. de Poolgrot bij Buxton en de Peaksgrot). De voornaamste rivier in het graafschap is de Trent met haar zijrivieren de Dove, de Derwent en de Rother, die onderling door kanalen zijn verbonden.De landbouw is niet zeer ontwikkeld. Van de bodem is 11,6 pct voor de akkerbouw in gebruik (haver, tarwe en aardappelen zijn de hoofdproducten); 58,3 pct is permanent grasland, vooral in het N.; 12,7 pct is natuurlijke weidegrond. De veestapel bestaat vnl. uit rundvee; de schapenhouderij neemt een ondergeschikte plaats in. Er is veel grootgrondbezit, doch de bedrijven zijn in het algemeen klein, hoewel het aantal bedrijven groter dan 20 ha niet onbelangrijk is. Belangrijker echter zijn de mijnbouw en de industrie, nl. ijzer- en staalfabrieken, machinefabrieken, loodsmelterijen (bij Matlock), katoenindustrie (Belpers) en tricotagefabrieken. Steenkool wordt gewonnen in de omgeving van Chesterfield. Bunton en Matlock zijn badplaatsen.