(dichloor diphenoxy trichlooraethaan, (ClC6H40)2CHCCl3, is wel het meest bekende van de synthetische insecticiden. Hoewel de verbinding reeds in 1874 door O. Zeidler werd bereid, duurde het tot 1939 voordat de insecticide werking er van werd ontdekt door P.
Müller te Basel. De bereiding geschiedt nog steeds volgens de oorspronkelijke methode door chloorbenzeen en chloraal te condenseren onder het uittreden van water met behulp van wateronttrekkende middelen, zoals sterk zwavelzuur of chloorsulfonzuur. Het aldus gevormde witte product (technisch DDT) met stolpunt van ongeveer 89 gr. C. is echter slechts voor omstreeks 75 pct het actieve isomeer met de beide chlooratomen op de parastandige plaatsen.
Het ortho-para isomeer, dat grotendeels' de overige 25 pct vormt, heeft slechts geringe insecticide werking. Het sm.pt van het zuivere para-para-isomeer is 109 gr. C. Bij verhitting boven deze temperatuur treedt al spoedig ontleding op bij aanwezigheid vooral van sporen ijzerverbindingen.Voor de toepassing wordt het DDT steeds vermengd, o.a. in de vorm van een 5 pct stuifpoeder, waarbij de actieve stof zeer fijn is verdeeld over een draagstof, zoals krijt of kaolien, voorts als een 25 pct poeder met gelijke draagstoffen, dat in water wordt gesuspendeerd (0,2 pct) en aldus verspoten. Opgelost in organische oplosmiddelen bijv. aliphatische of aromatische koolwaterstoffen wordt het in een 3-5 pct oplossing verneveld in huizen en stallen, terwijl sterkere oplossingen (20 pct) in water worden geëmulgeerd, en aldus worden verspoten over de gewassen.
De grote toepassing, welke DDT in de land- en tuinbouw heeft gevonden, is te danken aan het grote aantal soorten insecten, dat met DDT kan worden bestreden. Verder blijft de werkzaamheid tot verscheidene maanden behouden (residu-effect). Er zijn echter ook sommige soorten die er weinig gevoelig voor zijn en zelfs treedt vaak een toeneming op van „spint”, een zeer klein spinnetje, bij bespuiting van vruchtbomen e.d. met DDT.
De werking van DDT vindt plaats door middel van contact van het insect met kristalletjes van de stof, die vrij snel door het chitinepantser dringt. Het tast het zenuwstelsel aan in de synaps (Krijgsman, Dresden); het eerste verschijnsel is daarbij een verhoogde activiteit met krampachtige bewegingen en sidderingen. Ook voor warmbloedige dieren en voor de mens is DDT toxisch. Acute vergiftiging door de poedervormige praeparaten is vrijwel uitgesloten, hoewel niettemin zorg moet worden gedragen, dat verwisseling met voedingsmiddelen niet kan plaats vinden.
Doordat deze gemakkelijker geresorbeerd worden is van vloeibare praeparaten eerder gevaar te duchten bij inwendig gebruik (kinderen!). Hoofdpijnklachten bij bespuitingen binnenshuis zijn echter een gevolg van de gebruikte oplosmiddelen, niet van het DDT. Bij huisdieren wordt met succes een 5 pct poeder gebruikt, waarmede men bij katten echter zuinig moet zijn wegens het likken (vooral niet gebruiken bij zeer jonge diertjes). De bestrijding van vliegen in de stallen en bij het melkvee in de weiden met behulp van DDT geeft een verhoging van de melkopbrengst, doordat de dieren meer rust hebben.
Bij overvloedige en veelvuldig herhaalde bespuitingen echter blijken sporen DDT aantoonbaar te zijn in de melk, hetgeen ongewenst moet worden geacht.
In Wereldoorlog II en daarna heeft DDT de mensheid onschatbare diensten bewezen bij de bestrijding van muggen (malaria en andere tropische ziekten) luizen (vlektyphus) en vlooien. Het is de laatste tijd echter gebleken, dat vliegen een verhoogde resistentie tegen DDT kunnen verwerven, wanneer van opvolgende generaties telkens slechts een deel wordt gedood.
De ontdekking van de insecticide werking van DDT heeft de stoot gegeven tot uitgebreide onderzoekingen, die reeds verschillende andere belangrijke synthetische insecticiden hebben opgeleverd (z insecticiden).
In 1948 bedroeg de productie van DDT in de V.S. omstreeks 16 000 ton, in Nederland was het verbruik in dat jaar naar schatting 250 ton.
PROF. DR J. A. A.
KETELAAR
Lit.: T. F. West en G. A.
Campbell, DDT, the synthetic insecticide (London 1946).