(dai-) (Lat. Daedalus), zoon van Metion uit Athene, in de Griekse sage verpersoonlijking van het kunsthandwerk (Grieks ôalôakoç, daidalos = kunstig).
Zijn neef Talos (of Perdix), die in kunstvaardigheid hem overtrof, werd door hem gedood. Daarom werd Daidalos door de Areopagus veroordeeld en vluchtte hij naar Kreta, waar hij door het bouwen van het Labyrint voor de Minotauros een gunsteling werd van koning Minos. Daar Daidalos echter Ariadne bij de redding van Theseus behulpzaam was geweest (of ook om andere reden), zette de koning hem en zijn zoon Ikaros (Lat. Icarus) in het Labyrint gevangen.
Daidalos vervaardigde hier voor zich en zijn zoon vleugels, die door middel van was aan het lichaam konden worden gehecht; zo ontvluchtten beiden. Ikaros stortte, doordat hij te dicht bij de zon kwam, in zee bij het naar hem genoemde eiland Ikaros of Ikaria bij Samos (in waarheid is de vlucht, die eigenlijk naar Sicilië ging, over dat eiland verlegd om Ikaria met Ikaros in verband te kunnen brengen). Daidalos bereikte Sicilië, waar hij gastvrij werd opgenomen en tegen de vervolging van koning Minos werd beschermd. Hier voltooide hij grote werken, evenals in andere landen.
Ook vervaardigde hij volgens de overlevering houten beelden, die zich konden bewegen (misschien mag men hierin een herinnering zien aan de eerste beelden waarbij de benen niet langer stijf naast elkaar stonden, maar, als lopend, van elkaar gescheiden waren). In de beeldende kunst is meestal de vervaardiging van de vleugels voorgesteld (met name in Pompeji). In oorsprong is Daidalos een Attische heros naast Hephaistos, Ikaros de heros van het district Ikaria in Attika.