Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Clement richard ATTLEE

betekenis & definitie

Engels staatsman (Londen 3 Jan. 1883), zoon van een advocaat, studeerde, na het Haileybury College bezocht te hebben, in de rechten te Oxford en koos in 1905 het beroep van zijn vader. Zijn sociaal idealisme deed hem besluiten zich te vestigen in dat deel van het Londense East End, waar de maatschappelijke misstanden het meest ten hemel schreiden: Stepney.

Door studie in de economische wetenschap had hij, die aanvankelijk protectionist en imperialist was, toen reeds de overtuiging gekregen, dat de enige oplossing van de armoede de socialistische was. Als lid van de Independent Labour Party (die later in de Labour Party overging) en sinds 1910 als secretaris van „Toynbee Hall”, een instituut voor onderzoek en verbetering van sociale toestanden, hield hij vele lezingen en leidde hij propaganda-bijeenkomsten, terwijl hij tevens in die tijd zich aansloot bij de Fabian Society. In zijn levensonderhoud voorzag hij door zijn werk als advocaat, later ook als lector in de sociale wetenschappen aan het Ruskin College te Oxford en de London School of Economics. Zijn werkzaamheden werden onderbroken door Wereldoorlog I, gedurende welke hij als majoor der artillerie in Gallipoli, Mesopotamië (waar hij gewond raakte) en aan het Westelijk front diende. In 1919 werd hij, als overtuigd pacifist uit de strijd teruggekeerd, burgemeester van Stepney en drie jaar later vaardigde het district Limehouse hem af naar het parlement, waar MacDonald hem tot zijn particulieren secretaris maakte. In het eerste Labour-kabinet nam hij de taak van onderminister van oorlog (1924), in het tweede die van Postmaster-General (1930-’31) op zich.

Inmiddels bereisde hij met de commissie-Simon (the Indian Statutory Commission) Voor-Indië. Gedurende de politieke crisis van 1931 volgde hij met het grootste deel van zijn partij MacDonald niet in diens streven, een nationaal kabinet te vormen. Zo werd hij onder Lansbury plaatsvervangend leider der Labour-fractie en, toen deze zich naar aanleiding van de sancties tegen Italië terugtrok, in 1935 leider. Tijdens de Spaanse burgeroorlog maakte hij een reis naar het regeringsgetrouwe Spanje, bij welke gelegenheid een afdeling van de internationale brigade naar hem genoemd werd. Toen 10 Mei 1940 Churchill minister-president werd, nam hij Attlee, tot dusverre leider der loyale oppositie, als Lord Privy Seal in zijn nationale regering, later in het oorlogskabinet, op. Attlee was tevens gedurende Wereldoorlog II Churchill’s plaatsvervanger in het Lagerhuis.

In 1942 werd hij plaatsvervangend minister-president en minister voor de dominions en ten slotte volgde hij in 1943 Sir John Anderson op als Lord President of the Privy Council. Vooral in de laatste jaren van de oorlog had hij een verantwoordelijke taak, toen hij tijdens Churchill’s veelvuldige afwezigheid de leiding der zaken moest waarnemen. Na Duitslands capitulatie weigerde Labour de coalitie voort te zetten en wijdde het zich aan de eerste verkiezingen sinds tien jaar, op 26 Juli 1945, die een onverwacht grote meerderheid voor de socialisten brachten. Attlee werd nu op 28 Juli 1945 belast met de vorming van een regering en zo loste hij, in de functie van minister-president, Churchill af op de bijeenkomst met Stalin en Truman, die van 17 Juli tot 1 Aug. 1945 te Potsdam gehouden werd. In Dec. 1945 vloog hij naar Washington, waar, vnl. op zijn instigatie, met Amerika en Canada overeengekomen werd, het internationale wantrouwen te verzachten door aan de organisatie der Verenigde Naties het beheer over de atoomenergie te geven.Onder zijn bewind maakte Engeland een reeks van steeds moeilijker wordende jaren door. Een Amerikaanse lening, in 1946 in ruil voor belangrijke concessies verkregen, werd in een fractie van de tijd, waarvoor zij bedoeld was, opgemaakt, hoofdzakelijk aan hoognodige, doch niet renderende, consumptiegoederen (vooral levensmiddelen), zodat Engeland zich reeds het jaar daarop voor een zeer ernstige economische crisis zag gesteld. Terzelfder tijd had zijn regering te kampen met het grote na-oorlogse probleem van de algemene arbeidsonlust, terwijl ’s lands verarming juist bijna het dubbele van de inspanning van vóór de oorlog vereiste.

Attlee’s beleid in die dagen werd, ook door vele van zijn aanhangers, als weinig inspirerend gebrandmerkt. Een algemene beschuldiging was, dat zijn regering zich meer door de omstandigheden liet leiden dan dat zij die voor was. Inderdaad lette zij scherp op de dikwijls onberekenbare wensen van de arbeidersmassa, die haar gekozen had, maar zich thans, zich danig bewust van haar sleutelpositie in ’s lands herstelprogram en van de bijzondere (politieke) afhankelijkheid van deze regering ten opzichte van haar, weinig gedisciplineerd gedroeg. Met nationalisatie van de kolenmijnen, het transportwezen en de Bank of England trachtte zij haar linkse en dogmatische aanhangers rustig te houden. Bleek Attlee dus niet de man om, zoals Churchill in de oorlogsjaren, de volksverbeelding te boeien en de volkskracht ten volle uit te buiten, toch scheen hij de enige, die, integer en geëerd man die hij was, de verschillende temperamenten en stromingen in zijn kabinet (vaak zich manifesterend in krachtiger persoonlijkheden dan de zijne) bijeen kon houden.

Op buitenlands gebied trachtte zijn regering het midden te houden tussen de twee kolossen, Amerika en Rusland. Het was niet haar schuld, dat dit niet gelukte en dat zij meer en meer in het vaarwater van de eerste mogendheid terecht kwam: Rusland ontmoedigde door zijn optreden steevast elke poging tot toenadering. Aan de andere kant verzwakte de economische crisis ’s lands politieke en militaire positie in de wereld aanzienlijk. Steeds vaker moest Amerika in de door Engeland verlaten bressen springen (vooral in het Naburige Oosten, doch ook elders, zoals in Duitsland). Dit was niet naar de zin van Labour’s linkervleugel (ook wel de „Labour-rebellen” genoemd). Daarentegen genoten hij en Bevin de krachtige steun op dit gebied van de conservatieve oppositie.

Attlee’s prestige werd ten zeerste verhoogd door de buitengewoon bekwame wijze, waarop hij zonder wezenlijk verlies voor Engeland de machtsoverdracht in Brits-Indië tot stand wist te brengen.

MR J. L. HELDRING

Bibl.: The social worker; The Town Councillor; The Will and the Way to Socialism; The Labour Party in perspective; My Labour Party; Purpose and Policy.

< >