Duits dichter (München 6 Mei 1871 - Meran 30 Mrt 1914), studeerde rechten, filosofie en kunstgeschiedenis en maakte daarna grote reizen. Hij werd zeer bekend door zijn groteske Galgenlieder. Behalve parodist was hij echter ook een fijn besnaard lyrisch dichter en een diep denkend wijsgeer.
In zijn eerste tijd werd hij door de filosofie van Schopenhauer en Nietzsche beïnvloed, in zijn latere jaren door de anthroposofische leer van Rudolf Steiner.Bibi.: Ich und die Welt (1899); Galgenlieder (1905); Melancholie (1906); Palmström (1910); Einkehr (1910); Ich und Du (1911); Wir fanden einen Pfad (1914); Stufen (1916); Der Gingganz (1919); Die Schallmühle, aus dem Nachlass hrsg. v. Margareta Morgenstern (1928).
Lit.: E. Lissauer, G. M. (Das lit. Echo, dl. 22, 1919-20); L. Spitzer, Zur Interpretation M.’scher Gedichte (Euphorion, dl. 23, 1921); A. Jolles, in: De Gids 1926 dl IV; A.
Mack, M.’s Welt u. Werk, diss. Zürich (1930); Th. G. v. Stockum, G. M. en zijn Galgenlieder, Neoph. 34, blz. 20 (1950); M.
Bauer, Chr. M.’s Leben u. Werk (München 1951).
