Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHESHIRE

betekenis & definitie

graafschap aan de westkust van Engeland, door de graafschappen Lancashire en Yorkshire en de Ierse Zee begrensd, telt op een oppervlakte van 2663 km2 (1946) 1 822 000 inw. Het is een betrekkelijk vlak gebied, dat door de bochtige loop van de Dee en de Weaver wordt doorstroomd, en verder talrijke veentjes en veenplassen bevat, vooral in het N. (Macclesfield Forest en Longdendale).

Van de totale oppervlakte van het graafschap is (1944) bijna 40 pct als bouwland in gebruik, waarvan ong. 1/3 kunstweiden (klaver). Hoofd vruchten van de akkerbouw zijn haver, tarwe en aardappelen. De veestapel omvat vnl. rundvee, nl. 243 000 in 1944, d.i. 108 p. 100 acres (Engeland 50 p. 10 acres). Rundveehouderij en bereiding van zuivelproducten (Cheshirekaas) is dan ook een belangrijk middel van bestaan.

Van de mannelijke beroepsbevolking was in 1935 bijna 10 pct in de landbouw werkzaam. Belangrijker echter is de nijverheid welke 1/3 van de mannelijke en vrouwelijke beroepsbevolking werk verschaft, welke zich thans meer in het algemeen tot een chemische industrie ontwikkeld heeft (Northwich, Middlewich). Het vervoer van grondstoffen en afgewerkte producten vindt langs de Weaver plaats.Het oude middelpunt van dit gebied, nl. de stad Chester, verloor haar verkeersfunctie door de verzanding van de Dee, en moest deze enerzijds aan de havens aan de Mersey (Liverpool, Birkenhead en Wallasey) afstaan, anderzijds aan het spoorwegknooppunt Crewe (met grote spoorwegwerkplaatsen).

De hoofdstad Chester, Birkenhead, Stockport en Wallasey, de grootste steden, zijn sedert 1888 bestuurlijk van het graafschap losgemaakt (countyboroughs).

PROF. DR H. J. KEUNING

Lit.: W. J. Varley and J. W.

Jackson, Prehistoric Cheshire (Handbooks to the hist, of Cheshire, vol. I) (1940).

< >