Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Carl von KRAUS

betekenis & definitie

Germanist (Wenen 20 Apr. 1868), studeerde letteren en begon zijn loopbaan in 1894 als privaat-docent te Wenen. Later werd hij daar hoogleraar, sinds 1917 was hij als zodanig te München werkzaam.

Na 1945 gaf hij als ca 80-jarige daar weer college. Hij is een van de beste vertegenwoordigers van de exacte, positivistische school in de Germanistiek, waartoe de grondslag werd gelegd door Lachmann, die door hem hoog wordt vereerd. Zijn voornaamste studiegebied is de Middelhoogduitse taal en letterkunde, in het bijzonder de lyriek. Hij heeft zeer veel geschreven en verschillende tekstuitgaven bewerkt, o.a. de nieuwe edities van Des Minnesangs Frühling en van Walther von der Vogelweide. In 1951 begint te verschijnen het grote werk Deutsche Liederdichter des 13. Jahrhunderts.Bibl. (voorn. werken): Metrische Untersuchungen über Reinbots Georg (1902); Das Wessobrunner Gebet (1922; Faks. Ausg.) ; uitg. v. Heinrich von Morungen (1925 en 1950); Lutherbibel (i927-’29); Walther von der Vogelweide, Untersuchungen (1935) 5 Des Minnesangs Frühling, Untersuchungen (1939); Zum Saelden Hort und Seifrits Alexander (1940); Text und Entstehung von Rudolfs Alexander (1940); Studiën zu Heinrich von Freiberg (l94l/’42).

Lit.: E. Hartl, G. v. K. Schriftenverzeichnis (München 1949).

< >