Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

C (letter)

betekenis & definitie

is de derde letter van ons alphabet. Zij is het Latijnse teken, dat oorspronkelijk de vorm < had en ontleend is aan de Griekse Ⲅ (gamma), ouder en door omkering ontstaan uit ヘ.

Dit teken is door de Grieken ontleend aan het Phoenicische alphabet, waar het de vorm had en de naam gimel droeg, van welk woord de betekenis niet bekend is. In het Phoenicisch en Grieks stelde het teken de stemhebbende velare explosief (g) voor; in het Latijn aanvankelijk ook, maar later de stemloze (k), zodat het er tijdelijk met beide waarden (stemhebbend en stemloos) is gebruikt. De c is ontleend aan het Karolingische minusculschrift (c) (z schrift). De voornaamste typografische vormen van de letter zijn: Ct (Gothisch), Cc (mediaeval), Cc (Bodoni), Cc (égyptienne), Cc (schreefloos) (z schrift).Aangezien er in het Nederlands geen eenvormige transcriptie voor de c bestaat, is het gewenst, bij het raadplegen van handboeken — ook van deze encyclopaedie — voor conventioneel met een c beginnende woorden behalve onder deze letter, steeds ook onder de k, eventueel, waar de uitspraak als s vaststaat, ook onder de s te zoeken. Voor deze encyclopaedie werden intussen, uit een oogpunt van zoveel mogelijk logische indeling, enkele regels in het algemeen gevolgd.

Voor stellig aan het Latijn ontleende woorden — een taal die in het algemeen de k als beginletter niet kent — raadplege men onder de c. Een uitzondering dus vormt slechts een enkel woord als Kalendae (en afleidingen).

Voor Griekse (en Byzantijnse) woorden en namen van op ondubbelzinnige wijze algemene gebruikelijkheid en daarmee geijkte gelatiniseerde schrijfwijze (Homerus, Thucydides, Plutarchus, Plato, Solon, Alexander, Ptolemaeus) wordt, indien de beginklank als k mocht luiden, de c als aanvangsletter gebezigd (Clio, Cleopatra). Griekse geografische namen blijven Grieks en worden dan ook met een k als beginletter geschreven (Kreta, Kalabaki, Korinthe); waar zulke namen wel is waar Griekse (Byzantijnse) associaties oproepen maar onmiskenbaar van Latijnse stam zijn — dit geldt bovenal voor Constantinopel, van Constantijn, constans (bestendig) — geldt de c als beginletter. De stad Konstanz (meer van Konstanz) vindt men onder K.

Het geheel vernederlandste klassiek ressorteert onder de k; (neo-) classicisme, dat een „geleerd” (cultuurhistorisch) begrip is gebleven, onder de c. Zo ook kardinaal (kerkvorst) met k, maar cardinale deugden, cardinaal getal met c. Cultuur begint vanzelfsprekend met c. Critisch en critiek als geleerd resp. literair woord gaan onder c, slechts het familiare kritiek (voor bedenkelijk, gevaarlijk) onder k. Waar voor Griekse namen of woorden een verschillende Latijnse vorm bestaat, wordt de zuiver Griekse vorm gehandhaafd, dus (naast Hercules) Herakles en niet Heracles, en (naast Aesculapius) wel Asklepios maar niet Asclepius.

Voor de Slavische namen en woorden wordt de in deze talen wel voorkomende k als beginletter verkozen boven de door niets gerechtvaardigde c. Cza(a)r is als tsaar getranscribeerd. Zo ook in verbinding met de j-klank: Tsjechoslowakije (n.b. in één woord!), tsjernaja, Tsjechow.

Te Rome werd de C aanvankelijk als g uitgesproken, gelijk o.a. blijkt uit de afkortingen C. en Cn. voor Gaius en Gnaeius. Later werd de uitspraak stemloos en werd dus de klankwaarde van deze letter k. Een afzonderlijk teken voor de g, een gewijzigde c, ontstond in de 3de eeuw v. Chr. In het Latijn had de c sindsdien in alle posities de klank van k, gelijk o.a. blijkt uit de oudste door de Germaanse talen aan het Latijn ontleende woorden, als keizer (caesar), kelder (cella), kist (cista), kerker (carcer). In het Vulgair-Latijn werd zij voor e, i en y gepalataliseerd, d.w.z. kreeg zij de klank van tsj, die in het Frans sedert de 13de eeuw in s overging.

In de Germaanse talen werd aanvankelijk de c als spelling voor k overgenomen, maar is daaruit toch op de duur verdwenen; zij bleef nu slechts in gebruik voor leenwoorden en in de klankverbinding ch, sch. De c als aanduiding van palatale klanken, gewoonlijk voorzien van bepaalde diacritische tekens, wordt gebruikt in de Slavische talen en in de transcriptie van Voorindische talen.

Als Romeins getal betekent C (centum) 100. Op de Duitse rijksmunten (alsmede op de Pruisische sedert 1866) duidt zij aan, dat zij te Frankfort a.d. M. geslagen zijn, op de nieuwere Franse munten dat zij te Rijsel, op de Oostenrijkse dat zij te Praag zijn geslagen. In het krijgswezen geeft C bij geschut het jaartal der constructie aan, bijv.

C/73 = constructie van 1873.

Afkortingen:

C

(1) voor Oudromeinse namen = Cajus, in Romeinse opschriften = condidit (heeft gesticht), voor Caesar, Consul, Claudius enz.; verder aanduiding voor codex of handschrift;

(2) in de scheikunde teken voor koolstof (carbonium);

(3) in de natuurkunde, achter de graden van de thermometer, betekent het: volgens Celsius of de honderd delige schaal;

(4) in de natuurlijke historie de naam Cuvier;

(5) in de electriciteitsleer die van Coulomb, als electrische maateenheid;

Ca, in de scheikunde teken voor Calcium;

C.A. = Caesar Augustus;

C.B. = contra-basso in de muziek;

Cd = scheikundig symbool voor Cadmium;

Ce = scheikundig symbool voor Cerium;

cf. = conferatur, vergelijk;

cg = centigram;

cgs = centimeter-gramsecunde;

Cl = scheikundig symbool voor Chloor;

Co = scheikundig symbool voor Kobalt;

Cod. = Codex, meervoud Codd. = Codices;

cos. = cosinus;

cosec. = cosecans;

C.P. = Code Pénal (Wetboek van Strafrecht);

Cp = scheikundig symbool voor Cassiopeium;

c.q. = casu quo (in geval dat, in welk geval);

Cr = scheikundig symbool voor Chroom;

Cs = scheikundig symbool voor Caesium;

c.s. = cum suis (met de zijnen);

Cu =
scheikundig symbool voor Koper (Cuprum);

cwt = hundredweight, centerweight (Engels gewicht van 50,8 kg = 1/20 ton). Voor verdere afkortingen zij verwezen naar het registerdeel.

DR B. VAN DEN BERG

C kan in de muziek betekenen:

1. De naam van de derde noot in de oorspronkelijke toonladder a b c d e f g, een kleine terts boven de a gelegen.
2. De afkorting voor een drieklank met c als grondtoon.
3. De afkorting voor een toonsoort, C voor c grote terts, c voor c kleine terts (z muziekleer, harmonie).
4. De naam van een sleutel: de c-sleutel geeft de plaats aan van de centrale c (z muziekleer, schrift); oorspronkelijk werd de letter c daartoe op een lijn van de notenbalk geschreven, door calligrafische versiering abc veranderde de vorm van C in de 13de eeuw (a), via (b) in de 15de eeuw, (c) in de 17de eeuw en (d) in de 19de eeuw, tot (e) en (f) tegenwoordig.
5. De afkorting voor cantus op het stemboek van de sopraanpartijen van meerstemmige composities.
6. Maatteken voor de 4/4 maat, oorspronkelijk een halve cirkel C, teken voor de Tempus imperfectum uit de mensurale muziek (z muziekleer, schrift), de doorgestreepte c ⊄ is het maatteken voor de 2/2 maat.
7. Als afkorting in samenstellingen, waarvan de belangrijkste zijn: c.b. contrabas, ook wel col basso (met de bas), c.f. cantus firmus, d.c. da capo, b.c. basso continuo.

< >