wordt wel gebruikt in de zin van schrapping van effecten uit de notering bij een effectenbeurs. Dit kan zijn oorzaak vinden in het waardeloos worden der betreffende fondsen of in het niet voldoen door de uitgevende instelling aan voorwaarden door de effectenbeurs of een ander toezichthoudend lichaam gesteld.
Gebruikelijker is de betekenis van buitenkoersstelling in de zin van onttrekking aan de geldcirculatie. Zowel klinkende munt als papiergeld zijn aan slijtage onderhevig en worden daarom regelmatig tegen inhouding der oude waarden door nieuwe vervangen. In bijzondere gevallen kan massale intrekking van munten of papiergeld voorkomen, bijv. indien er op grote schaal vervalsingen zijn geschied, of, indien om bepaalde redenen het in omloop blijven van zekere (zilveren, gouden en bronzen) munten niet wenselijk wordt geacht. Ook bij geldsaneringen, zoals deze na een inflatie of bij een sterk aangezwollen geldcirculatie wel plaats hebben, gaat men tot een buitenkoersstelling van papiergeld op grote schaal over, waartegen dan geleidelijk nieuw betaalmiddel wordt uitgegeven.
In dit opzicht is de geldsanering in Nederland in Sept. 1945 een sprekend voorbeeld, toen al het bankpapier waardeloos werd verklaard en een ieder gedurende één week slechts tien gulden nieuw geld kreeg om van te leven.
DR F. PH. GROENEVELD.