is afkomstig van een Leguminose- Papilionaceae Vouacapoua americana Aublet (syn. Andira Aubletii Benth.), een 15 tot 25 m hoge boom, waarvan de stam soms grote groeigaten vertoont, met veervormig samengestelde bladeren en gele bloemen in eindstandige, bruinviltige bloeiwijzen. De boom hoort thuis in Suriname, Fr.
Guyana en Para. Het hout, dat in Engeland bekend is als partridge-wood is zwaar en hard, heeft een smal, grijsbruin spint- en een donkerbruin kernhout; het is bijzonder duurzaam en fraai van tekening, werkt weinig en moet als een van de beste houtsoorten van Suriname beschouwd worden. Het komt betrekkelijk schaars voor en is kostbaar en wordt dan ook hoofdzakelijk voor meubelen, betimmeringen en parketvloeren gebruikt. Als een bezwaar wordt wel ondervonden, dat het, gepolitoerd zijnde, steeds donkerder van kleur wordt.
Het s.g. is 0,87-0,97. De groeiringen zijn vrij duidelijk en worden gekenmerkt door een smalle, vat- en parenchym-arme strook in de nabijheid van de zonegrens, vooral in het vroege hout. De houtvaten staan merendeels alleen, en verder enkele in radiaal geplaatste groepjes van 2 of 3; ze zijn 100-200 𝜇 wijd, doch nabij de zonegrens nauw; er komen ongeveer 5-6 per mm2 voor; ze zijn gedeeltelijk met bruingele thyllen gevuld en meestal door parenchym omgeven. Mergstralen komen maar in één soort voor, slechts 6-7 per mm; ze zijn smal tot zeer smal en grenzen soms aan de houtvaten.DR A. KLEINHOONTE
Lit.: J. Ph. Pfeiffer, De houtsoorten van Suriname I (1928).
