zijn abnormale verwijdingen van bronchi, die soms zijn aangeboren, maar meestal gedurende het leven ontstaan door ziekteprocessen in de luchtwegen en in het omgevende longweefsel. Na de longtuberculose zijn bronchiëctasieën de meest voorkomende chronische longziekte.
Voor het ontstaan van bronchiectasieën hebben vooral de volgende factoren betekenis: 1. ontsteking van de bronchi (bronchitis), waardoor de wand wordt beschadigd en deze zijn stevigheid verliest;
2. afsluiting van een bronchus, met als gevolgen atelectase van een longgedeelte en stagnatie van het bronchiale secreet. Atelectase veroorzaakt een trekking aan de bronchuswand en secreetstuwing leidt tot verhoging van de druk in het lumen. Op deze wijze kunnen binnen enkele weken na de afsluiting van een bronchus cylindrische verwijdingen van zijn takken ontstaan. Deze kunnen genezen mits de afsluiting binnen enige maanden wordt opgeheven. Gebeurt dit niet, dan verschrompelt de longkwab terwijl de bronchiectasieën zakvormig worden; deze toestand is onherstelbaar. Bindweefselvorming met schrompeling, na bepaalde vormen van longontsteking en pleuritis, kunnen, evenals atelectase, door tractie aan de bronchuswand een verwijding veroorzaken.
De verwijde bronchi zijn dikwijls chronisch ontstoken, waarbij soms grote hoeveelheden etterig sputum worden geproduceerd, dat vaak walgelijk ruikt en zich bij staan in drie lagen scheidt: een schuimende, Aardige bovenlaag, een waterdunne enigszins troebele middenlaag en op de bodem een brokkelige etterige massa. Vaak komt het tot bloedspuwingen (z bloeding); soms zijn deze het enige verschijnsel. De chronische ettering in de longen geeft meestal aanleiding tot het merkwaardige verschijnsel der trommelstokvingers. Op de duur kunnen allerlei complicaties ontstaan, o.a. amyloiede ontaarding van verschillende organen.
Voor de herkenning en vooral voor het vaststellen van de uitbreiding van bronchiëctasieën is de bronchografie een belangrijk deel van het onderzoek. Met overeenkomstige middelen als bij chronische bronchitis worden gebruikt, alsmede door zorgvuldige drainage van de bronchiale boom met behulp van verschillende lichaamshoudingen, is vaak een aanzienlijke verbetering van de toestand te bereiken. Maar bij lang bestaande bronchiëctasieën is genezing slechts mogelijk door verwijdering van het zieke gedeelte. Men moet dan natuurlijk precies weten hoever het proces zich uitstrekt en of de andere delen van de bronchiale boom gezond zijn, zodat aan een eventuele operatie steeds een nauwkeurig bronchografisch onderzoek moet voorafgaan.
Wanneer grote delen van beide longen zijn aangetast, hetgeen vooral bij cylindrische bronchiëctasieën nogal eens voorkomt, is operatieve behandeling niet mogelijk.
DR H. J. VIERSMA
Lit.: E. H. Rubin, Diseases of the Chest (Philadelphia-London 1947).