Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BROMELIACEEËN

betekenis & definitie

is de naam van een eenzaadlobbige, biologisch zeer interessante plantenfamilie, die verwant is met de Liliaceeën. Er is echter een duidelijk verschil tussen kelk en kroon en het vruchtbeginsel is vaak onderstandig. De vrucht is een doosvrucht of bes met veel zaden.

Vooral kenmerkend is de habitus. De stam is meest zeer kort, dicht bezet met vele in een rozetstaande, leerachtige, lange en dikwijls zeer smalle bladeren. Deze zijn vaak stekelig getand, gootvormig en sluiten met hun scheden vast om elkaar. Hierdoor worden tussen die bladeren meer of minder gesloten holten gevormd.

Het zich daarin verzamelende water wordt langzamerhand door de bladeren opgezogen en beschermt misschien ook de bloemen tegen kruipende insecten, zoals mieren e.a. Dikwijls zien de bladeren grijs van sterharen, die water kunnen opzuigen. De bovenste cellagen aan de bovenzijde van het blad vormen een zgn. waterweefsel, waardoor het blad tegen de zonnestralen beschermd en de verdamping geregeld wordt. De huidmondjes liggen aan de onderkant van het blad, dikwijls in voren, waardoor die kant gestreept lijkt.

Al deze kenmerken zijn van betekenis in verband met de meestal epiphytische levenswijze. De bloeiwijzen zijn eindstandig, aar-, trosof pluimvormig, vaak met grote en prachtig gekleurde schutbladen. De zaden vertonen bij de soorten met een doosvrucht vaak aanhangsels. Alle tot deze familie behorende planten groeien in tropisch en subtropisch Amerika, vooral in Zuid-Amerika.

De meeste soorten zijn kruidachtig; zelden wordt de stam boomachtig en meerdere meters hoog (Puya in Chili, Hechtia in Mexico e.a.). Men kan de verschillende geslachten in hoofdzaak rangschikken in drie groepen, al naar de kenmerken van blad en vrucht en de levenswijze. De Pitcairnia-groep, waartoe ook de geslachten Puya, Hechtia en Dyckia behoren, heeft een doosvrucht en leeft meest terrestrisch. De Tillandsia-groep, met de geslachten Tillandsia en Vriesia, eveneens met een doosvrucht, omvat daarentegen vooral epiphyten, en opvallend zijn hier de gaafrandige bladeren.

De Bromeliaceeën in engere zin eindelijk, met o.a. de geslachten Ananas, Aechmsa, Billbergia, Cryptanthus, Nidularium, hebben een onderstandig vruchtbeginsel en een bes, terwijl de bladen doorniggetand zijn. De meest bekende soorten zijn: Ananas sativus Schuit, f. (z ananas) en Tillandsia usneoides L., die in habitus geheel van de andere afwijkt, er uitziet als een korstmos en als Louisiana-mos in de handel wordt gebracht voor opvulmateriaal in de plaats van paardenhaar. Deze plant met haar draadvormige, rijk vertakte, wortelloze stengel en dunne bladeren is een epiphyt bij uitnemendheid. Bromelia- en Karatas-soorten worden in Zuid-Amerika aangeplant, niet alleen om haar eetbare vruchten, maar ook om haar doornige bladeren voor omheiningen. Ten slotte zij nog vermeld, dat uit de bladeren van vele Bromeliaceeën textielvezels worden verkregen.

< >