Nederlands vlootvoogd (Rotterdam 1618 - bij Bevesier 10 Juli 1690), de held van de tocht naar Chatham, is nog steeds vermaard om een daad, die hij niet heeft verricht: het stukzeilen van de over de rivier van Rochester gespannen ketting op 22 Juni 1667. Dit was zeer waarschijnlijk het werk van de brandercommandeur Jan Daniëlsz. van de Ryn, doch tevoren had Van Brakel vrijwillig op zijn lichtbewapende Vrede met twee branders de weg vrijgemaakt, toen de daartoe vooruitgezonden schepen hun aanval op de vóór de ketting liggende Unity niet doorzetten.
De verovering van dit Britse schip, de gevangenneming van 60 man op de Carolus Quintus en het tot zwijgen brengen der kustbatterijen vormen, mèt zijn strijd bij de verovering van het fort Sheerness twee dagen tevoren, Van Brakel’s persoonlijk aandeel in het roemruchte wapenfeit, dat de vrede van Breda (31 Juli 1667) in voor de Nederlanden gunstige zin heeft beïnvloed. Hem viel dan ook de eer te beurt de buitgemaakte Unity en Royal Charles in triomf naar het vaderland te mogen brengen.Van Brakel, even bekend om zijn moed als om zijn lastig karakter, was, na zich in de Tweedaagse Zeeslag (4-5 Aug. 1666) als brandercommandeur te hebben onderscheiden, tot kapitein bij de Admiraliteit van de Maze benoemd en handhaafde in de Derde Engelse Oorlog (1672-1674) zijn bij Chatham verworven reputatie. In de slag bij Solebay (7 Juni 1672) tegen de gecombineerde Engels-Franse vloot behoorde hij tot het geleide der voor de eerste aanval bestemde branders en enterde hij met zijn Groot-Hollandia van 60 stukken de met 100 stukken bewapende en meer dan dubbel zwaar bemande Royal James van de graaf van Sandwich, de vice-admiraal van de blauwe vlag. Toen beide bodems na anderhalf uur vechtens reddeloos waren geschoten, wist de Royal James zich van zijn aanvaller te bevrijden, doch ging, door Van de Ryn’s brander aangeklampt, in vlammen op. Vele opvarenden, onder wie Sandwich en zijn zoon, verdronken.
Behalve aan de voornaamste zeeslagen van de Derde Engelse Oorlog nam Van Brakel in de zomer van 1672 deel aan de verdediging der landgrenzen tegen de Fransen en in 1678, kort voor het einde van de Eerste Franse Zee-Oorlog (1672-1678), voer hij in een voor Spanje bestemde hulpvloot onder Cornelis Evertsen de Jonge naar de Middellandse Zee. In 1684 werd hij tot schout-bij-nacht bij de Admiraliteit van Amsterdam bevorderd; in 1687 kruiste hij als eskadercommandant tegen de Barbarijse zeerovers en in 1688 commandeerde hij als tijdelijk vice-admiraal op de vloot van stadhouder Willem III bij diens overtocht naar Engeland. Hij sneuvelde bij Bevesier in het hardnekkige voorhoedegevecht van het Nederlandse contingent der Engels-Nederlandse vloot tegen de Fransen onder Tourville. De Staten eerden hem met een praalgraf in de St Laurenskerk te Rotterdam.
DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: T. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 2de dr. 5 dln (Haarlem 1858-1862).