is het noordelijk gedeelte der Oostzee, dat zich tussen Zweden en Finland N.O.-waarts uitstrekt over een lengte van 675 en een breedte van 150-240 km. Zij is in het W. dieper dan in het O.
In de Öregrundsund zijn plaatsen van 300 m diepte, het noordelijk deel is 100 m diep, en de grootste diepte is 271 m. Het zuidelijk gedeelte draagt de naam Botten-Hafvet, het noordelijk gedeelte Botten- Viken. Beide zijn door de Quarkenstraat, het smalste gedeelte der Golf, verbonden. Aan haar ingang vindt men de groep der Ålands-eilanden, en overal zijn in de Golf eilanden, klippen en zandbanken, zodat een loods er schier onontbeerlijk is. De rivieren van Finland en van het N. van Zweden stromen er in uit, zodat zij wegens het geringe zoutgehalte gemakkelijk dicht vriest en men haar dan met sleden kan oversteken. In de laatste eeuwen loopt het water terug door de geleidelijke opheffing van de bodem, die over een tijdvak van 100 jaar 1,4 à 1,6 m bedraagt. Ten gevolge daarvan moeten de havenplaatsen steeds verder naar de zee vooruit worden gebouwd. Zo bevindt Björneborg zich reeds op de derde plaats (zie Oostzee).
