De overbrenging van stroom van dynamo of generator naar het buitennet of omgekeerd van het net naar het draaiend anker van een motor, moet zodanig geschieden, dat weinig energieverlies en extra verwarming optreedt, dat de bedrijfszekerheid groot is, en dat het gewenste effect verkregen wordt. Dit geldt speciaal voor gelijkstroommachines (ook voor wisselstroomcollectormotoren), waar de Lorentzkrachten op de juiste wijze op de ankerwikkeling moeten worden uitgeoefend, en bij de gelijkstroomdynamo’s, waar de juiste spanning moet worden afgetapt uit het draaiend anker.
Daarvoor dient de collector, waarop borstels rusten, die in de ruimte stilstaan, terwijl de collector op de as van het anker is bevestigd en dus draait. De juiste stand van die borstels, waarvan er altijd twee stel zijn, de positieve en de negatieve, komt er dus steeds zeer op aan.Deze borstels werden vroeger van koperblad of koperweefsel gemaakt, en zagen er dus borstelvormig uit; tegenwoordig maakt men ze uitsluitend van kool (een vrij hard mengsel bestaande in hoofdzaak uit het element koolstof) en hebben in ’t geheel niet meer de vorm van borstels. Ze drukken tegen het collectoroppervlak aan, slijten regelmatig af, en zijn dan gemakkelijk door nieuwe te vervangen.
Bij wissel- en draaistroommachines drukken de borstels op ronddraaiende sleepringen; een collector wordt daar gewoonlijk niet aangebracht.