(1578-1633), zoon van Francesco Caffarelli en van een zuster van paus Paulus V, moest zich dus eigenlijk Scipione Caffarelli noemen, maar nam de naam van zijn moeder aan, uit eerbied en gehoorzaamheid tegenover zijn beschermer en oom de paus, die hem steeds begunstigde, hem vele schenkingen deed en met hoge waardigheden en beneficiën overstelpte.
Reeds in 1605 verwierf hij de kardinaalshoed. Hij oefende te Rome, in de curie, bij de verkiezingen der pausen Gregorius XV en Urbanus VIII, als ook in verscheidene gezantschappen een grote invloed uit. Maar hij heeft zich vooral beroemd gemaakt als kunstliefhebber en maecenas, wat zijn buitengewoon groot fortuin hem toeliet. Een deel er van gebruikte hij voor de armenhulp, maar het grootste deel toch diende tot aankopen en bouwen van paleizen en landgoederen, vooral in de buurt van Rome, tot het verzamelen van kostbare kunstwerken, het beschermen van kunstenaars, onder wie Guido Reni en Bernini, en het restaureren van paleizen en kerken te Rome. Zo verwierf hij, behalve het paleis Borghese te Rome zelf, de Villa Aldobrandini te Frascati, als ook het tegenwoordige paleis Rospigliosi, waar Guido Reni zijn meesterstuk „Aurora” schilderde, maar vooral de villa Pinciana, later Villa Borghese genoemd, waar hij zijn kunstschatten onderbracht, die nu onder de benaming Regia Galleria Borghese aan de Italiaanse staat behoren.
DR J. LAMBERT
Lit.: L. Vicchi, Villa Borghese (Roma 1885); A. de Rinaldis, La R. Galleria Borghese in Roma (Roma 1935); Dict, d’histoire et de géogr. ecclés., dl IX (Paris 1937).
