of Borborieten, een vertakking van de antieke gnostici, die het vrouwelijk principe, Barbelos, vereren, doch op een manier, die tot de meest zonderlinge onkuise voorstellingen aanleiding gaf. De grote ketterbestrijder Epifanius (4de eeuw) beschrijft hen c. haer. 25 en 26.
Zij verdienden hun naam, die dreklieden betekent (βὀϱβοϱος, bórboros, slijk, drek of mest). Epifanius schrijft hun het Evangelie van Eva en andere geschriften toe. In de Pistis Sophia en elders worden ze door hun geestverwanten verloochend. Soms vindt men de naam terug als scheldwoord voor bepaalde Dopers in de 16de eeuw. Kühler deelt mede, dat Leenaart Bouwens de gematigde Doopsgezinden in De Rijp, later de Waterlanders, die niet als hij de ban dreven, drekwagens noemde, omdat zij bereid bleken het vuil der gebannenen nog te tolereren.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Lit.: C. Schmidt, Gnost. Schriften i. kopt. Sprache aus d. Codex Brucianus (1892), 566 vlgg.; E. de Faye, Gnostiques et Gnosticisme (1925), 413 vlgg.; H. Leisegang, Die Gnosis (1924), 186 vlgg.; W.
J. Kühler, Gesch. d. Ned. Doopsgezinden in de 16de eeuw (1932), 318.