zijn een groep van ruim 3000 lieden, die onder het bestuur van eigen hoofden in enkele dorpen wonen op West-Lombok, gedeeltelijk in het Z., gedeeltelijk in het N. Zij schijnen van de inheemse bevolking van Lombok, de Sasak’s, die van de Balische immigranten wèl te onderscheiden zijn, hoofdzakelijk alleen daardoor te verschillen, dat zij nog heidenen zijn, terwijl de Sasak’s er sinds drie eeuwen reeds een eigen soort Islam op nahouden.
Voor een deel hebben zij zich, naar het schijnt, met Baliërs vermengd. Volgens Van Eerde, die ons het uitvoerigst over hen inlicht, hebben zij niets te maken met de Balische zgn. Boeddhisten, doch zijn opinie wordt niet door alle onderzoekers gedeeld, terwijl zij de oorsprong van de naar het schijnt toch doorzichtige naam ook onverklaard zou laten.Lit.: De schaarse gegevens over de Bodha’s zijn gecatalogiseerd door C. Lekkerkerker, Bali en Lombok, zaakregister s.v. (blz. 418) (tot 1920); J. C. van Eerde, Tdschr. Ind. Taal-, Land- en Volkenk., dl 43 (1901), blz. 290 vlgg.; Th. Nieuwenhuijzen, Sasaksch adatrecht (’s-Gravenhage 1932, blz. 8 en passim).