Nederlands rechtsgeleerde (Hees bij Nijmegen, 25 Febr. 1868 - Leiden 19 Mrt 1934), studeerde, na het gymnasium te Nijmegen doorlopen te hebben, rechtswetenschap te Leiden, alwaar hij cum laude de doctorsgraad verwierf. Enige jaren was hij lid der balie te ’s-Hertogenbosch en vervolgens trad hij in het Openbaar Ministerie bij de rechterlijke macht.
In 1908 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in het Strafrecht en de Strafvordering te Leiden, hetgeen hij tot 1930 bleef. In 1925 was hij promotor van H.M. de Koningin bij Haar eredoctoraat in de rechtswetenschap.Bibl.: Over het onderscheid tusschen medeplegen en medeplichtig zijn, diss. Leiden (1893); (in samenw. met L. Ch. Besier): Het Nederl. Strafproces, 3 dln (1925-1926); voorts vele artt. in het Tschr. voor Strafr.
Lit.: C. A. Siegenbeek v. Heukelom, Lamme, Album scholast. Acad., Lugd. Bat. (1941).