of blaasbuis is een eenvoudig werktuig, o.a. in gebruik bij die stoomketels, waar uit welke oorzaak dan ook, de natuurlijke trek door de schoorsteen veroorzaakt onvoldoende is, om de nodige verbrandingslucht aan de brandstof toe te voeren. Dit tekort aan verbrandingslucht wordt veroorzaakt door te lage schoorsteen (locomobielen, locomotieven) al of niet gecombineerd met te dikke brandstoflaag, gebruik van magere kolen, of dicht op elkander liggende gas-arme kolen (fijnkolen).
De blaaspijp kan onder het rooster uitmonden en is dan aangebracht in de plaat of demper voor onder het vuurraam, die de ruimte onder het rooster afsluit. Zij kan dan alle benodigde lucht toevoeren, dan wel uitgevoerd zijn als een spitstoelopende straalpijp, waaruit met grote snelheid lucht of stoom stroomt, die buitenlucht meevoert door een ringvormig gat in de demper, in het midden waarvan de blaaspijp geplaatst is.De daardoor veroorzaakte luchtoverdruk onder het rooster is uit de aard der zaak slechts klein en zijn werking moet dan ondersteund worden door de op zichzelf te kleine zuigtrek van de schoorsteen. Men treft deze inrichting vooral bij Cornwall- en Lancashireketels aan.
Indien de pijp alle verbrandingslucht moet leveren, dan wordt deze aangevoerd door een ventilator, meestal electrisch gedreven.
Bij locomobielen en vooral locomotieven bevindt zich de blaas- of exhaustpijp in de rookkast, waarin de vlampijpen uitmonden en waarboven de zeer korte schoorsteen is aangebracht. Hier heeft de pijp tot doel de rookgassen met zo grote snelheid in de schoorsteen af te voeren door middel van een uit de pijp stromende stoomstraal, dat een onderdruk in de rookkast ontstaat, die op zijn beurt de gassen uit de verbrandingsruimte door de vlampijpen aanzuigt en zodoende de lucht onder door de roosterplaten en de brandstoflaag zuigt. De daarbij gebruikte stoom is de afgewerkte stoom van de cylinders. De blaaspijpmonding staat centrisch onder de benedenopening van de schoorsteen. De zuigwerking er van kan geregeld worden door verstelling van de uitmonding in hoogte, in doortocht en door regeling van de doorgevoerde hoeveelheid stoom. Voor het geval de machine stilstaat, en dus geen afgewerkte stoom ter beschikking is, kan door verse stoom, uitstromende uit een aantal gaatjes in een ringvormig gebogen buis, de nodige trek geleverd worden voor de verbranding, bijv. bij opstoken, stilstand op een station enz.
Een andere vorm van blaaspijp in de industrie gebruikt vooral door goudsmeden, scheikundigen, delfstofkundigen, bestaat uit een dunne metalen buis, die aan haar ondereind haaks omgebogen is, over een lengte van enige centimeters, en dan kegelvormig toeloopt. De buis heeft aan het andere einde een hoornen mondstuk en, wanneer er in geblazen wordt, komt uit het fijne gaatje onder in de punt een luchtstraal met grote snelheid te voorschijn. Dit uiteinde wordt in de vlam gehouden en moet wegens de hoge temperatuur van een tegen hitte bestand metaal, bijv. platina zijn.
Door de sterke plaatselijke toevoer van zuurstof wordt een gedeelte der gasvlam, waarin de blaaspijp gehouden wordt, zijdelings weggeblazen, zodat de verbranding der gassen plaatselijk zeer intens en met hoge temperatuur geschiedt. In het fijne hete steekvlammetje, dat ontstaat, wordt dan het metaal, dat men wil solderen, vloeibaar gemaakt, en vloeit met het soldeermiddel te zamen.
Waar elke gasvlam uit een kern van onvolledig verbrande gassen bestaat en uit dien hoofde reducerend werkt, d.w.z. aan metaaloxyden zuurstof onttrekt, en uit een lichtgevende mantel, waarin de gassen uit de kern door aanraking met de lucht volledig verbranden, en die dus oxyderend op metalen werkt, kan men door een juiste stand van de blaaspijpopening in de gasvlam een steekvlam opwekken, die in meerdere of mindere mate oxyderend, dan wel reducerend is.