van Lat. bis (dubbel) en sexus (geslacht), betekent „van beide geslachten zijnde”; syn. zijn ambierastie, ambi-sexualiteit, amphilie. Onder bisexualiteit werd oorspronkelijk een perversiteit verstaan, waarbij het bisexuele individu door partners van beiderlei kunne werd aangetrokken. De dieptepsychologie en onze betere kennis van de jeugdsexualiteit heeft er echter toe geleid het woord perversie hier wat voorzichtiger te hanteren.
Anatomisch is de bisexuele aanleg van de mens reeds lang bewezen: het embryo is tot de derde maand bisexueel. De dieptepsychologie heeft de psychologische bisexualiteit van de mens ontdekt: Fliess, Freud, Steinach, Swoboda, Stekel.Bij de normale ontwikkeling wordt de homosexuele component, die nog tot ver in de puberteit een grote, doch volkomen onschadelijke rol kan spelen, meestal geheel verdrongen, hoewel hij zich bij talrijke individuen ook nog later, zij het in min of meer gemaskeerde vormen vermag te uiten. De echte bisexualiteit moet als het gevolg van een stoornis in het verloop van dit normale proces worden beschouwd, die echter veel frequenter is dan men vroeger meende.
Lit.: Stekel, Störungen des Trieb-und Affektlebens; Freud, Gesamm. Werke (1940), Bd 15; Hirschfeld, Die Homosexualität des Mannes und des Weibes, 2de druk (Berlin 1920).