is in algemene zin te omschrijven als de leer van de invloeden, die door atmosferische toestanden of toestandsveranderingen op het levende organisme worden uitgeoefend, vaak meer in het bijzonder op de mens.
De bioklimatologie is een wetenschap waarin vertegenwoordigers der exacte natuurwetenschappen met die der biologische en medische wetenschappen nauw samenwerken. Reeds in de Griekse oudheid werd de bioklimatologie door artsen beoefend (Hippokrates), die met vrucht klimaattherapie in toepassing brachten. In de moderne tijd zijn het behalve medici en hygiënisten ook fysici, geofysici, meteorologen, botanici, zoölogen en agronomen, die zich met bioklimatologische vraagstukken bezig houden. Van grote betekenis voor de ontwikkeling van de huidige bioklimatologie was een verhandeling van C. Dorno te Davos, Studie über Licht und Luft des Hochgebirges (1911).
Men kan in de bioklimatologie thans verschillende richtingen aangeven waarin het onderzoek zich bij voorkeur beweegt. Deze onderscheiden zich tevens door de toegepaste methoden en de gebruikte hulpmiddelen. Allereerst heeft men fysisch-biologische onderzoekingen. Men gaat dan in bijzonderheden na welke biologische reacties worden teweeggebracht in het menselijk, dierlijk of plantaardig organisme door bepaalde meteorologische factoren, hetzij afzonderlijk of gecombineerd. Als voorbeeld kan genoemd worden het onderzoek naar de invloed van bepaalde ultraviolette stralingen uit het zonlicht op de omzetting van het in de huid voorkomende ergosterine tot vitamine D, dat bekend is door zijn anti-rachitische werking. Van betekenis zijn ook de onderzoekingen betreffende de warmtehuishouding van het menselijk lichaam.
Bij de vaststelling van de totale werking van wind, straling en temperatuur maakt men veelal gebruik van kathathermometers of frigorimeters (zie afkoelingssnelheid). Laboratoriumproeven nemen bij deze fysisch-biologische onderzoekingen een belangrijke plaats in.
In de tweede plaats onderscheidt men statistisch-medische onderzoekingen. Men tracht langs statistische weg verband te leggen tussen het optreden van bepaalde weersfactoren of veranderingen daarin, resp. van bepaalde weersgesteldheden enerzijds en het optreden van ziekten en haar verloop, van geboorten en sterfgevallen anderzijds. Zo vertonen verschillende epidemische ziekten als griep in haar optreden en verloop een verband met de algemene weerssituatie.
Ook tracht men bepaalde rhythmen bij mens of dier in verband te brengen met bepaalde kosmische of aardse rhythmen. Over het algemeen moet men met de uitkomsten van zulke statistisch-medische beschouwingen zeer voorzichtig zijn; vele kunnen de toets van de critiek niet doorstaan.
In de derde plaats onderscheidt men klimatologische onderzoekingen. Deze kunnen zich bijv. bezighouden met het onderzoek naar klimaatverschillen in landstreken, die tot uitdrukking komen in het verschillend verloop van bepaalde ziekten. Belangrijk zijn ook de klimatologische onderzoekingen voor een bepaalde plaats of streek, ten einde tot een oordeel te komen of het heersende klimaat al dan niet bevorderend werkt op de gezondheidstoestand van mens of dier. Dergelijke onderzoekingen zijn van veel belang bij de stichting van ziekenhuizen en sanatoria.
DR L. J. L. DEIJ
Lit.; Bioklimat. Beiblätter d. Meteorol. Ztschr. (sed. 1934); K. Büttner, Physikalische Bioklimatologie (1938).