Frans officier en Afrikareiziger (Straatsburg 14 Oct. 1856 - Parijs 1936), trok tijdens een langdurig oponthoud in Senegambië de opmerkzaamheid van de gouverneur-generaal Faidherbe en ontving van hem ondersteuning voor zijn groots plan, N.W.-Afrika van de boven-Niger tot de kust van Guinee te onderzoeken. In 1887 reisde hij van Bamako over Tenetoe naar Sikasso en van hier naar Kong, dat hij 20 Febr. 1888 bereikte.
Hier stelde hij vast, dat het tot dusver op de kaarten voorkomende Konggebergte in het geheel niet bestond. Na een tocht door Goeroensi verenigde hij zich 5 Jan. 1889 met Treich-Laplène, die hem tegemoet gezonden was, en volgde nu de loop der Akba tot Groot-Bassam aan de Ivoorkust, later Bingerville genoemd, dat hij 20 Mrt 1889 bereikte. Hij bracht de uitgebreide landstreken tussen de boven-Niger en de Golf van Guinee onder Frans protectoraat. Hij beschreef zijn reis in het werk Du Nigre au golfe du Guinee (2 dln, Paris 1891). In 1892 ondernam hij een nieuwe expeditie om de grenzen van het Franse en Engelse gebied in het Asjantigebied vast te stellen. In 1896 werd hij gouverneur van de Franse Ivoorkust en in 1898 directeur van het Franse ministerie van Koloniën. In 1895 verscheen zijn boek Esclavage, islamisme et christianisme (Paris).