Nederlands schilder (’s-Gravenhage 1620/21 - Overschie 1690), was waarschijnlijk een leerling van zijn zwager Pieter de Putter. Hij was werkzaam te Leiden (1639), ’s-Gravenhage, waar hij in 1640 lid van het gilde werd en in 1656 mede-oprichter van de schildersconfrérie „Pictura”, Delft, waar hij in 1657 in het gilde kwam, Amsterdam en Alkmaar.
Hij was een uitnemend stillevenschilder, die bloemstukken, stillevens met vissen en keukenstillevens heeft geschilderd, waarvan men prachtige exemplaren vindt in het Rijksmuseum te Amsterdam en het Mauritshuis in Den Haag. In zijn latere jaren onderging hij de invloed van Jan Davidsz de Heem, waardoor zijn stillevens rijker en voller werden, zonder echter aan overlading te lijden. Als schilder van vissen is hij enig in zijn soort. Daarnaast heeft hij ook zeestukken gemaakt, doch hierin is hij de mindere van andere Nederlandse zeeschilders.Lit.: H. E. v. Gelder, W. C. Heda, A. v. Beyeren, W. Kalf (1941).