(Elisabeth) (thans E. Verbeek-Beckman), Nederlands toneelspeelster en -regisseuse (Bergen op Zoom 18 Febr. 1877), debuteerde bij Le Gras en Haspels te Rotterdam.
Zij verbond zich vervolgens aan de Tivoli Schouwburg aldaar, maakte een tournée naar Indië; huwde en woonde enige jaren in Italië; verbond zich in 1908 aan de N.V. Het Tooneel van dr Royaards; vervolgens aan het gezelschap van Herman Heijermans en Die Haghespelers van Eduard Verkade, maakte met deze groep in 1914 een tweede tournée door Indië, verbond zich in 1917 aan het Hofstad tooneel van Cor van der Lugt Melsert, in 1920 aan het gezelschap van Louis de Vries; richtte in 1921 met Dirk Verbeek, de Lobo’s en Van Kerckhovens het gezelschap Comoedia op; was van 1924-1930 verbonden aan het Ver. Tooneel, ontstaan uit een fusie tussen Comoedia en Die Haghespelers ter vaste bespeling van de Amsterdamse Stadsschouwburg; van 1930-1931 aan de herrezen Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel; van 1932-1938 bij het Vereenigd-Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel van Cor van der Lugt Melsert; van 1938-1947 bij het Residentie-Tooneel van Dirk Verbeek; heeft zich nadien van het toneel teruggetrokken.
Zij is vooral sinds 1921 bekend als regisseuse, o.a. van vele Franse stukken; heeft geschreven „Sirocco”, „Klatergoud”, „Monsieur le Directeur”, „Dat wat je niet hebt”, „1813” - resp. gespeeld door Het Tooneel, Het Schouwtooneel, Het Hofstadtooneel, het Residentie Tooneel -, een bekroond filmscenario, een toneelroman „1000 Kaarsen” (1933).
