Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Bernard van ORLEY

betekenis & definitie

voornaamste schilder te Brussel in de eerste helft van de 16de eeuw (Brussel ca 1488 - 6 Jan. 1541), ging in de leer bij zijn vader Valentijn van Orley (ca 1466-1532), onwettige telg uit het Zuidnederlandse oud-adellijke geslacht d’Orley (ter onderscheiding waarvan hij zich van Orley noemde), en ontving op 23 Mei 1518 als opvolger van Jacopo de’ Barbari zijn aanstelling als schilder aan het hof van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk. In Mei 1527 viel hij, verdacht van ketterij, in ongenade, doch hij werd op 13 Oct. 1532 weder door Margaretha’s opvolgster als landvoogdes in dienst genomen; hij bleef hofschilder tot 1535.

Om zich een juist beeld te vormen van zijn kunst, moet men teruggaan tot de werken die met absolute zekerheid op zijn naam staan en waarvan de voornaamste zijn: de triptiek van de Apostelen Thomas en Matthias (Brussel en Wenen), het Altaarstuk van het H. Kruis, besteld voor de St Walburgiskerk te Veurne (1515, Brussel en Turijn), het portret van de geneesheer Zelle (1519, Brussel), Be Deugd van het Geduld (1521, Brussel), de H. Familie (1521, Parijs), de H. Familie (1522, Madrid) en acht portretten van Margaretha van Oostenrijk, door haarzelf besteld. Om deze heen groepeert men een zeer groot aantal andere, die echter alle min of meer dubieuze toeschrijvingen zijn. Men heeft gepoogd hem voor te stellen als de eerste meester van de Renaissance, doch slechts in bijkomstige onderdelen zocht hij naar nieuwe vormgeving en nam hij een en ander over uit gravures afkomstig uit Italië.

Hij was eerder een maniërist en in de grond bleef zijn schilderwijze die van de Vlaamse Primitieven. Op het laatst werd hij een bedreven decoratieschilder. Naar zijn uitstekende kartons werden te Brussel reeksen wandtapijten vervaardigd („De Jachten van Maximiliaan”) en ook de twee grote gebrandschilderde glasramen in de dwarsarm van de Sinte Goedelekerk te Brussel.PROF. DR LEO VAN PUYVELDE

Lit.: A. Wauters, B. v. O. (Paris 1893); Ch. Terlinden e.a., Bernard v. O. 1488-1541 (Bruxelles 1943).

< >