is een anorganische verfstof, in 1704 door Diesbach ontdekt. Het werd oorspronkelijk verkregen door middel van de reactie tussen twee mol. kaliumferrocyanide (geel bloedloogzout) en een mol. ferrichloride of ferrisulfaat.
2 K4 [FetGnJj] + I'e.Gl, = 6 KG1 + 2 KFe [Fe(GN)6]
Het zo verkregen Berlijns blauw bevat wisselende hoeveelheden water en heeft een colloidaal karakter. Heden ten dage werkt men met een indirect procédé. Door precipitatie van kaliumferrocyanide met een ferrozout bereidt men een wit neerslag, dat door oxydatie in Berlijns blauw overgaat. Dit product wordt ook Parijs blauw genoemd. Lichte, zachtere soorten komen onder de naam Miloriblauw in de handel.
Berlijns blauw wordt door zwakke zuren niet, door sterke zuren evenals door alkaliën, echter wel aangetast. Het kan derhalve ook niet met alkalische bindmiddelen (caseïne-oplossingen, waterglas enz.) verwerkt worden. Daartegenover is het in olieverven, kunsthars- en celluloselakken goed bruikbaar. Vele soorten tonen een bronsachtig effect, welke voor drukinkt wel, voor autolakken en dergelijke echter minder gewenst is. Voor deze laatste gebruikt men derhalve het zgn. bronsloos blauw, dat met behulp van een speciaal procédé vervaardigd wordt en niet van kleur verandert.
Oplossingen van Berlijns blauw worden als blauwe inkt gebruikt. Ook de papierindustrie verwerkt veel Berlijns blauw. In de ververij wordt de verfstof op de vezel zelf neergeslagen.
DR W. B. MAASS
Lit.: H. Wagner, Die Körperfarben, 2. Aufl. (Stuttgart 1939); L. Bock, Die Herstellung von Buntfarben (Haile a.d. Saaie 1927).