noemt men het bekleden van de buitenglooiing van een dijk met een laag riet of stro, welke daarop bevestigd wordt door middel van zgn. beugels of krammen van stro of — om sneller te werken — door ijzerdraadspanningen, neergehouden door in de grond geslagen staken, die nabij de kop een naar onder gerichte spijker hebben. Zulk een dijk heet kramdijk of matdijk, de bekleding zelf bekramming of krammat.
Naar gelang van de dikte van de riet- of strolaag (het spreidsel) en de sterkte der bebeugeling onderscheidt men zomer- en winterkrammat.Ook onder rijsbeslag* en steenglooiingen* wordt de grond door een krammat afgedekt, om te voorkomen, dat deze door krabben of andere zeediertjes wordt losgewoeld. Een tijdelijk opgeworpen of onvoltooide dijk wordt eveneens door een krammat tegen uitspoelen beschermd en een door golfslag beschadigd beloop door krammat voorlopig tegen verdere schade voorzien.
Lit. Alg. voorschriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder beheer van het Dep. v. Waterstaat (’s-Gravenhage 1901); M. G. Koole, Waterbouwkundige constructies (2 dln, Amsterdam 1910); L. G. van Breen, Hollands rijshout (Goes 1920).