Sir (Henry) (Edward), Engels staatsman (Clydach, Brecknockshire, 29 Mrt 1815 - Wimbledon 29 Mei 1884), trad in 1834 in burgerlijke dienst in Indië en werd in 1842 secretaris bij de gouverneur van Bombay, Sir George Arthur, en in 1850 oppercommissaris in Sindh. Wegens zijn verdiensten werd hij in 1862 tot gouverneur van Bombay benoemd.
Hij maakte zich er verdienstelijk door het verbeteren van het onderwijs, maar was mede schuldig aan het bankroet van de Bombay Bank en keerde daarom in 1867 naar Engeland terug, waar hij lid van de Raad van Indië werd. In Oct. 1872 ontving hij van de regering de opdracht zich ten behoeve der anti-slavernijbeweging naar Oost-Afrika te begeven, waar hij 5 Juni 1873 met de sultan van Zanzibar, die door de komst van Engelse schepen angstig was geworden, een tractaat sloot tot afschaffing van de slavenhandel. Na zijn terugkeer werd hij tot lid van de Privy Council benoemd. In 1875 vergezelde hij de prins van Wales op een reis naar Indië en in 1877 begaf hij zich als gouverneur der Kaapkolonie en als oppercommissaris der aangrenzende gewesten naar Zuid-Afrika.
Juist vóór zijn komst had in Apr. 1877 de annexatie van Transvaal plaats. Engeland kwam nu in oorlog met Ketschwayo, de koning der Zoeloe’s, waarin deze, dank zij de slechte leiding aan Engelse kant, eerst enige overwinningen behaalde. De oorlog was zeker de schuld van Frere, maar deze werd toch in zijn gouvernement gehandhaafd, terwijl ten slotte Ketschwayo werd verslagen f1879). Het liberale kabinet-Gladstone riep hem eerst in Aug. 1880 terug.
Hij werd voorzitter van het Koninklijk Aziatisch Genootschap en ondervoorzitter van het Geografisch Genootschap te Londen en schreef verscheiden werken over de koloniën in Indië en Zuid-Afrika, mede ter verdediging van zijn beleid.Lit.: John Martineau, Life and Correspondence of Sir H. B.
E. Frere (1895); W. B. Wortsfold, Sir Bartle Frere (1923).