Van de bariumverbindingen zijn uit toxicologisch oogpunt van belang: bariumchloride (chemisch reagens) en bariumnitraat (vuurwerkindustrie), beide in water oplosbaar, bariumsulfide (ontharingsmiddel) en bariumcarbonaat (ratten- en muizengif), uit welke laatste twee, in water onoplosbare stoffen, onder invloed van het zoutzuur van de maag, bariumchloride ontstaat. Het als contrastmiddel voor röntgenologische doeleinden gebruikte, in water en verdunde zuren onoplosbare bariumsulfaat is niet toxisch.
Het dient echter, zoals de Pharmacopee eist, vrij te zijn van oplosbare Ba-verbindingen.Vergiftiging door deze verbindingen is meestal gevolg van verwisseling met andere stoffen. Criminele vergiftiging of zelfmoord komen minder voor.
Toxische bariumzouten prikkelen het slijmvlies van maag en darm, met als gevolg misselijkheid, maag- en darmkramp, braken en diarrhee, waardoor soms zóveel van het gif wordt verwijderd, dat de patiënt, ook na grote doses, in leven blijft. Na opneming uit hqt maag-darmkanaal ziet men, al naar de dosis, in ernst wisselende resorptieve werkingen. Deze zijn: verlangzaming van de hartslag, ook wel versnelling, bloeddrukstijging, angstzweet en, hetzij dood bij behouden bewustzijn in enkele uren door hart- of ademstilstand, óf dood door ademstilstand in i tot 2 dagen ten gevolge van een karakteristieke, zich van de benen langzaam naar boven uitbreidende verlamming. Krampen komen weinig voor.
Enkele honderden mg bariumchloride, -nitraat of -carbonaat kunnen vergiftigingsverschijnselen veroorzaken. De dodelijke dosis der eerste twee stoffen is ca 2-4 g, die van carbonaat misschien wat hoger.
De behandeling der vergiftiging bestaat in: maagspoelen, atropine tegen de darmkolieken en toediening van magnesiumsulfaat door de mond en in een ader. Hierdoor wordt het in het maagdarmkanaal aanwezige oplosbare bariumzout omgezet in onoplosbaar bariumsulfaat en tevens het aan de lichaamscellen onttrokken, voor het leven belangrijke, sulfaat vervangen.
DR L. W. VAN ESVELD
Lit.: L. vanltallieen M. G. Bij ls ma, Toxicologie en gerechtelijke scheikunde (1928); H. Fühner, Mediz. Toxikologie (1943).