Nederlands sanskritist (Amsterdam 9 Juli 1874), studeerde, na de kweekschool voor onderwijzers te hebben afgelopen, te Amsterdam en te Leiden in de letteren, promoveerde in 1906, werd in 1908 lector en in 1919 buitengewoon hoogleraar aan de universiteit te Amsterdam in het Sanskrit en de vergelijkende grammatica (opvolging van prof. dr R. C.
Boer). In 1926-’27 doceerde hij Sanskrit aan de Harvard University (Cambridge, Mass.). Thans leeft hij teruggetrokken te Lunteren (Gld.).Bibl.: Śamkara’s Gitâbhâsya, toegelicht en beoordeeld, diss. Amsterdam (1906); The Vaiśesika system described with the help of the oldest texts (Amsterdam 1919); Studies on Pânini’s grammar (Amsterdam 1936); Phonetics and phonology (Amsterdam 1938); Gîtagowinda, Pastorale van Djayadewa in Nederl. verzen overgebracht (Santpoort 1932); Djajadewa, drama in 2 dln (1933, 2de dr., Den Haag 1937).