(1) is een regentschap van de residentie Besoeki, verdeeld in de districten Genteng, Rogodjampi, Balambangan en Banjoewangi. Het beslaat een oppervlakte van 642,6 km2 en had in 1930 ruim 470 000 inw.
In het N. wordt het door het riviertje Badjoelmati gescheiden van het regentschap Panaroekan en ten W. begrensd door het uitgestrekte hoogland van het Raoeng-Idjengebergte en de zuidelijke uitlopers daarvan. Banjoewangi wordt aan de zuidzijde bespoeld door de Indische Oceaan, welke er de Baai van Gradjagan, en aan de oostzijde door Straat Bali, welke er de Pangpang-baai vormt. Tussen beide inhammen ligt de landengte, welke het schiereiland Balambangan met Java verbindt.Het noordelijke en westelijke deel van Banjoewangi is met dichte wouden begroeid en daardoor nogal afgescheiden van het overige Java.
In de jaren i935-’3Ö is in de vlakte van Zuid-Banjoewangi een technische bevloeiing tot stand gekomen, waardoor het sawah-areaal aldaar aanzienlijk kon worden uitgebreid en de bevolking toenam. Ook vóór deze irrigatie tot stand kwam bleken de opbrengsten aan droge padi van de sawah’s in deze streek hoog te zijn (soms 70 en meer dan 80 pikol per bahoe). Rijstpellerijen vindt men in Banjoewangi, Rogodjampi en Genteng. In de twee eerstgenoemde districten is de klappercultuur van betekenis (1,2 millioen cocospalmen) die tot een levendige coprahandel heeft geleid.
Lit.: A. J. J. Dorrenboom, De bevloeiing van de vlakte van Zuid-Banjoewangi. De Ingenieur (1931); Soekasno, Klappercultuur en credietvoorziening i.h. regentschap Banjoewangi. Volkscredietwezen (Juni 1937).
(2), de hoofdplaats van het regentschap van die naam, is fraai gelegen aan het smalste gedeelte van Straat Bali. Zij telde in 1930: 25 066 inw., van wie 312 Europeanen, 1116 Chinezen en 1021 andere Vreemde Oosterlingen.
DR G. KUPERUS