(Grieks ‘Aτη = verblinding en onheil), is òf onpersoonlijk gedacht, òf voorgesteld als een ongeluksgodin, een dochter van Zeus en Eris, welke de mensen door tijdelijke verblinding in het ongeluk stort. Zelfs Zeus bezweek voor haar macht, toen hij, door haar verleid, tegenover Hera de eed zwoer, waardoor Herakles aan Eurystheus werd onderworpen.
Hij wierp haar toen voor eeuwig van de Olympus, maar onder de mensen, die zij nu verblindt (Homerus, Ilias XIX 91 vlgg.). Ate wordt op de voet gevolgd door de Litai (verzoenende gebeden), die (doch langzaam) voor hen, die haar eren, het door Ate veroorzaakte onheil goed maken (Ilias IX 502 vlgg.). Ate is ook de naam van de 14de asteroïde.Lit.: William Chase Greene, Moira. Fate, Good and Evil in Greek Thought. Harvard Univ. Press (1944).