in het oude Griekenland de leden der families, die Asklepios als hun stamvader beschouwden. In hun geslacht ging de uitoefening van de geneeskunst over van vader op zoon.
Priesters van Asklepios waren zij intussen niet en met de „tempelgeneeskunde” die in de heiligdommen van dezen god haar zetel had, stond hun optreden niet in direct verband. Reeds vroeg namen zij ook toekomstige medici, die niet tot hun familie behoorden, in hun kring op. Beroemd waren o.a. de Asklepiaden van Rhodos, Kos (z Hippokrates) en Knidos.Lit.: J. L. Heiberg, Naturwissenschaft und Medizin bei den Griechen (1905).